Door de hoge economische groei in Azië, Latijns Amerika en de opkomende landen van Europa stijgt het inkomen per hoofd van de bevolking in deze landen sterk. Nog niet zo lang geleden behoorden deze regio’s tot de armste in de wereld. Afrika lijkt vooralsnog een verloren continent, terwijl in de jaren zestig het groeipotentieel van Afrika hoger werd geschat dan dat van bijvoorbeeld Oost-Azië. Zo was slechts 30 jaar geleden het inkomen per hoofd van de bevolking in Zuid-Korea gelijk aan veel Afrikaanse landen. Dankzij de exportgeleide economische groei kan het inkomen per hoofd van de Koreaanse bevolking zich meten met de rijke West-Europese landen. Waarom is in Zuid-Korea wel gelukt, wat in Afrika steeds maar weer lijkt te mislukken?
Het koloniale verleden voldoet niet meer als enige verklaring voor Afrika’s malaise. Goed bestuur en vrijhandel leveren meer op dan kwijtschelding van schulden en massale hulp. Afrika, dat politiek en economisch heeft stilgestaan, kan veel leren van Azië. De Aziatische landen zijn in staat gebleken om hoge economische groei te combineren met snelle eliminatie van extreme armoede. Zo halveerde volgens de Wereldbank de groep Oost-Aziaten die leeft van minder dan 1 dollar per dag in de jaren negentig van 30 tot 15% van de bevolking. In Afrika bleef het aantal armen stabiel op 46% van de bevolking. In 1970 leefden 11% van alle armen in de wereld in Afrika en 76% in Azië, 30 jaar later is dat 66% voor Afrika en slechts 15% voor Azië. Voor Afrika, met name ten zuiden van de Sahara, waren de economische groeicijfers in het verleden bedroevend. In de jaren tachtig daalde het inkomen per hoofd met 1,3% per jaar en in de periode 1990-1994 zelfs met 1,8%. De verschillen tussen de landen zijn echter enorm. Er is een zeer grote groep landen waar niet eens aan de minimale voorwaarden voor economische groei kon worden voldaan. Het gaat om landen waar hevig werd gevochten, waar sprake is van grote macro-economische instabiliteit (bijvoorbeeld blijkend uit een inflatie van meer dan 25%) en/of zeer ernstige verstoringen van de markteconomie. Tot de categorie waar hevig werd gevochten behoren Angola, Liberia, Rwanda en Burundi. Waar wel vrede heerst, maar waar de overheid geen minimale economische stabiliteit bood, behoren landen als Nigeria, Ghana, Tanzania, Zaïre, Kenia en Zimbabwe. In veel landen functioneren markten nog niet soepel. Toch is er een groep waar wel aan de minimum voorwaarden werd voldaan. Hiertoe behoren Ivoorkust, Oeganda en Ethiopië. Hier woont een kwart van de Afrikaanse bevolking. Voor deze groep ligt de groei de laatste jaren boven de 6%. In het licht van bijvoorbeeld de Chinese groeicijfers is dat niet spectaculair, maar wel hoopgevend. Dat economische groei geen incident hoeft te zijn, bewijzen de economische prestaties van Botswana en Mauritius. Botswana groeide in de jaren tachtig met gemiddeld 6% per jaar, een van de sterkst groeiende economieën in de wereld. In de periode 1992-2002 lag de groei van Botswana en Mauritius rond de 5% per jaar.
De tijd staat in Afrika niet langer stil. Er zijn veel veranderingen in positieve zin en wel dusdanig dat het continent ook voor beleggers interessant is geworden. En dat geldt niet alleen (of juist niet) voor min of meer ontwikkelde markten als Zuid-Afrika en Egypte, maar meer het hele gebied daartussen. Sinds de val van de muur is het continent niet langer het speelveld van de koude oorlog. Veel conflicten werden door de grote mogendheden aangewakkerd waardoor ze als een veenbrand het proces van vooruitgang frustreerden. De politieke leiders van het eerste uur waren vaak vrijheidsstrijders, niet geschoold in het besturen van een land en al helemaal niet in postkoloniaal Afrika met vele problemen. Naast de eerder genoemde basisvoorwaarden voor economische groei was er gebrek aan vrijwel alles: geen infrastructuur, geen scholing, geen rechtssysteem dat toeziet op eigendomsverhoudingen en contracten. Als er al economische groei was, dan werd dit ingehaald door de bevolkingsgroei en door deze armoedeval was er geen geld om te investeren. Ontwikkelingshulp kwam vaak in de vorm van leningen en soms in de vorm van een gift, maar per saldo werd daarmee weinig succes geboekt. Het Westen bemoeide zich vaak tot in de details met de besteding van die gelden en richtte zich, hoe nobel ook, vooral op de allerarmsten en niet op ondernemers of de middenklasse. Die werden dankzij de ontwikkelingshulp weggeconcurreerd. Critici wijzen vaak op de corruptie in Afrika, maar veel landen in Afrika zijn minder corrupt dan hun tegenhangers in Azië. Landen als Mali, Ghana en Senegal worden relatief goed bestuurd. De tweede generatie politieke leiders is bovendien geschoold in het Westen en moet beter in staat worden geacht om problemen het hoofd te bieden. Daardoor neemt de politieke stabiliteit toe. De landen worden nu ook beter dan voorheen geholpen door het rijke Westen. Een belangrijk deel van de schulden is kwijtgescholden, ontwikkelingshulp wordt gekoppeld aan prestaties of aan infrastructurele projecten en de landen hebben een grotere eigen verantwoordelijkheid. De schuldenlast als percentage van het BBP is in de afgelopen jaren ruwweg gehalveerd en is op dit moment vergelijkbaar met de schuldenlast van de opkomende landen in Azië. Verder is er, onder andere dankzij Zuid-Afrika, een betere politieke samenwerking via de Afrikaanse Unie waar een eigen plan is ontwikkeld, genaamd NEPAD (New Partnership for African Development) dat zich richt op economische groei en armoedebestrijding. De buitenlandse investeringen in Afrika zijn aan het stijgen. Tussen 1990 en 2000 was er sprake van een verdubbeling en ook in de afgelopen vijf jaar is er sprake van een verdubbeling. Verder stijgen de buitenlandse investeringen als percentage van het BBP. De inflatie, afgezien van de hyperinflatie in Zimbabwe, is de afgelopen 10 jaar gedaald en stabiliseert zich op dit moment rond de 10% per jaar. Ook zijn de Afrikaanse munten veel stabieler dan voorheen. De afgelopen 10 jaar lag de economische groei van Afrika (exclusief Zuid-Afrika) al boven het wereldgemiddelde. Nog veel belangrijker is dat er sprake is van economische groei per hoofd van de bevolking. Onder andere hierdoor zijn de besparingen in de afgelopen jaren sterk gestegen. In 2007 zullen die naar verwachtingen uitkomen op 26%, meer dan 3% hoger dan het wereldgemiddelde. In verschillende landen worden pensioenfondsen opgezet, die op hun beurt de middelen weer voor een belangrijk deel zullen investeren in de lokale economie. Voor sommige bedrijven is Afrika ook de laatste grote groeimarkt. Een goed voorbeeld is mobiele telefonie. In Afrika wonen ongeveer 900 miljoen mensen en slechts 20% van de bevolking heeft een mobiele telefoon, beneden de Sahara slechts 12%. Vaste telefoonnetwerken ontbreken grotendeels en nu de goedkoopste mobiele telefoon ongeveer $ 20,- kost, komt deze voor meer Afrikaanse consumenten binnen handbereik. Samen met de komst van internet betekent dat Afrika ook wat betreft communicatie meer en meer aansluiting kan vinden bij de wereldeconomie.
Afrika profiteert ook sterk van de opkomst van China en India. De handel tussen Afrika en China vertienvoudigde de afgelopen tien jaar. In 2006 steeg de handel met China met 40% tot $ 55 miljard. China voert projecten uit, zoals de aanleg van een lange weg naar het westerse Gambela, waar olie is gevonden. In Soedan financiert het de bouw van een hydro-elektrisch project ter waarde van $ 1,8 miljard. De aanblik van Afrika verandert snel door de komst van Chinezen. Honderden, mogelijk duizenden Chinezen werken in Soedan. In de mineraalrijke regio Shaba in Zuidoost-Kongo hebben ze hun eigen restaurants geopend voor de honderden Chinese investeerders en arbeiders in de kopermijnen. Op inter-Afrikaanse vluchten blijkt opeens een aanzienlijk deel van de passagiers Chinees. En zelfs in het gewelddadige Mogadishu werkt een groep Chinezen onder geweervuur aan een nieuw mobiele-telefoonnetwerk. China investeert in Afrika in de geest van harmonie. President Hu Jintao heeft het over officiële ontwikkelingshulp zonder voorwaarden. Tot 2009 wordt de ontwikkelingshulp verdubbeld, zo is afgesproken. China doet zaken met de heersende elites, waarbij onderwerpen als democratie en transparantie geen rol spelen. Dat is een heel ander verhaal dan wat westerse regeringen en liefdadigheidsinstellingen in Afrika bepleiten. Deze hebben het over good governance, ze eisen dat hulp bij de behoeftigen terechtkomt en zij worden geacht daarover bij het grote publiek in het Westen rekenschap af te leggen. Enigszins buiten het zicht van de dagelijkse hype kan zich in Afrika een nieuwe wedloop om invloed ontwikkelen zoals ooit tussen Frankrijk en Groot-Brittannië aan het eind van de 19de eeuw. Dit keer is het een wedloop tussen het Westen in al zijn verschijningsvormen en China als een overzichtelijke partner met goed gevulde zakken en een overzichtelijk wensenpakket: invloed omwille van grondstoffen. Chinezen runnen kopermijnen in Zambia, graven naar chroom en platina in Zimbabwe, zuigen olie op in Soedan, Angola, Equatoriaal Guinee, Gabon en Nigeria en kopen in Zuid-Afrika kennis over kernenergie. Tegelijkertijd zijn de Chinezen niet ongevoelig voor reputatieschade. Ze leveren in Afrika op diverse plekken waarnemers of vredestroepen. De Chinese ambassadeur bij de VN, Wang, speelde een doorslaggevende rol in Somalië om daar buitenlandse vredestroepen toe te laten en de overige veertien leden van de Veiligheidsraad prezen hem er uitvoerig voor.
Er zijn nog steeds veel problemen in Afrika die niet van vandaag op morgen zijn opgelost. De bevolkingsgroei ligt nog steeds erg hoog, gemiddeld heeft een moeder vijf kinderen. Dat betekent echter wel dat de potentiële beroepsbevolking (in de leeftijd van 15 tot 60 jaar) zal stijgen van 52% van de bevolking vandaag tot 62% van de bevolking in 2050. Onzekere factor is de aids-epidemie. In landen als Zuid-Afrika en Botswana kan die er voor zorgen dat de bevolking krimpt, in plaats van stijgt. Ook lijkt Afrika bovengemiddeld getroffen te worden door natuurrampen. Vooral de verder oprukkende woestijn kan voor landen in dat gebied negatieve effecten hebben. Politiek en economisch is er echter sprake van een wil tot verandering waarbij Afrika het tij, dankzij China, de millenniumdoelstellingen en stijgende prijzen voor (agri)grondstoffen, mee heeft. Voor beleggers is in het bijzonder verandering van belang. Een verwachte economische groeivoet van gemiddeld 5% voor de komende 10 jaar maakt de regio interessant, maar de financiële markten van Afrika zijn nog in ontwikkeling. Op dit moment zijn er 18 verschillende aandelenmarkten. De Zuid-Afrikaanse beurs is het meest volwassen en is verantwoordelijk voor 80% van de totale Afrikaanse marktkapitalisatie. Egypte is de op één na grootste met een gewicht van 10%. De andere beurzen zijn vaak minder liquide, maar privatiseringen van bijvoorbeeld telefoonmaatschappijen zorgen voor een impuls. Het meest interessant is een fonds dat private equity-, vastgoed- en aandelenbeleggingen kan combineren en dat streeft naar rendement. Op dit moment hebben wij enige fondsen met Afrikaanse beleggingen in studie. Bijkomend pluspunt: een dergelijke belegging is wellicht de beste vorm van ontwikkelingshulp.