Aanstaande vrijdag wordt de klimaatconferentie in Glasgow afgesloten. Na een week van overleg, worstelen de aanwezigen met een fundamenteel probleem: collectief zijn de beloftes ten aanzien van het terugdringen van broeikasgassen nog altijd onvoldoende. Dat betekent dat er deze week werk aan de winkel is. Vooral de direct getroffen landen zoals Bangladesh, Ethiopië en de Malediven dringen aan op meer actie. Eén van de mogelijke gevolgen is dat klimaatdoelstellingen vaker worden herzien dan eens in de vijf jaar. De maatregelen om de uitstoot terug te brengen hebben tot zover nauwelijks effect gehad op de economie. Dat gaat de komende jaren veranderen.
Resultaat Glasgow na eerste week
Op de bijeenkomst in Glasgow is in de eerste week wel het een en ander bereikt. Er zijn nieuwe beloftes om ontbossing tegen te gaan en om de uitstoot van methaan fors terug te dringen. Verschillende landen hebben ook aangegeven dat ze geen nieuwe kolencentrales meer gaan financieren, waaronder landen als Polen en Vietnam die toch sterk afhankelijk zijn van steenkool. India kwam met een het plan dat de helft van de elektriciteit in dat land in 2030 afkomstig is van alternatieve energie. In 2070 wil het land ‘net-zero’ bereiken. Volgens het Internationaal Energie Agentschap zorgt die belofte ervoor dat het basisscenario voor opwarming in 2100 nu op 1,8 graden staat. Dat is voor het eerst beneden de 2 gradengrens, maar nog niet op de 1,5 graden afgesproken in Parijs. Om dat punt te bereiken moet de CO2-uitstoot in 2030 45 procent lager zijn dan in 2010. Ter vergelijking, voorafgaand aan de klimaatconferentie in Parijs ging het basisscenario nog uit van een opwarming van maar liefst 4 graden in 2100 ten opzichte van het pre-industriële tijdperk. Op basis van de huidige uitstoot is dat ongeveer 3 graden opwarming in 2100. Bovendien is het nu al 1,1 graad warmer dan in het pre-industriële tijdperk, daar komt de komende 80 jaar dus nog 1,9 graad bij. De maatregelen om van 4 naar 3 graden te gaan, hebben weinig moeite gekost. Maar het laaghangende fruit is geplukt, vanaf nu wordt het lastiger. Ongeveer een kwart van de uitstoot kwam voor rekening van de elektriciteitsproductie. Daar was het relatief eenvoudig om grote stappen te zetten. Nu moet bijvoorbeeld de staal- en cementindustrie over naar alternatieve brandstoffen, maar de techniek daarvoor moet nog worden ontwikkeld. Verder moet nu driekwart van de wereld aan het werk, de landen die de energietransitie zien als een dure hobby van het rijke westen.
Effect beprijzen CO2 op economie
Met alleen beloftes bereik je nog niets. Er moeten maatregelen worden genomen en elke maatregel kost geld. De beste methode om de uitstoot terug te dringen is door CO2 en de equivalenten van CO2 te beprijzen. De huidige CO2-prijzen zijn te laag om het gewenste effect te bereiken, die moeten dus omhoog. De totale waarde van de CO2-rechten moeten naar een niveau dat gelijk is aan 3 tot 4 procent van het wereld-bbp. Daarmee is de impact vergelijkbaar met de oliecrisis van 1974. Straks hebben we weer autoloze zondagen vanwege de klimaatdoelstellingen. Voordeel is wel dat een CO2-heffing niet hetzelfde effect heeft als een hoge olieprijs. Een hoge olieprijs is een soort belasting, waar de wereldeconomie op korte termijn niets van terugziet. De opbrengst van de CO2-heffingen kan worden ingezet om ongewenste (inkomens)effecten tegen te gaan. Hoge CO2-prijzen zorgen in eerste instantie voor hogere energieprijzen en dus voor meer inflatie. Pas nadat er voldoende is geïnvesteerd in alternatieve energie zorgt het beprijzen van CO2 er juist voor dat de kosten van alternatieve energie zullen dalen, uiteindelijk zelfs tot beneden de kosten van fossiele brandstoffen. De marginale kosten van zon en wind zijn immer nul, dat zijn de kosten van het oppompen, vervoeren en distribueren van olie bepaald niet. In de verre toekomst betalen we wellicht alleen nog maar voor de aansluiting, niet meer voor het verbruik van energie. Dat is interessant, want energie is een belangrijke component in vrijwel alle processen. Lang was de factor arbeid de bepalende factor voor de locatie van de productie. Na de robotisering en de automatiseringsslag is dat de factor energie, maar als daarvan de marginale kosten naar nul tenderen, verdwijnt ook daarvan de relevantie. De factor kapitaal beweegt nu al vrij over de hele aarde. Wat dan overblijft voor de toekomst is de factor ondernemerschap. Ik vrees dat China hier de beste kaarten heeft. In heel Azië zijn de ondernemers meestal Chinees, het land zelf telt maar liefst 1,4 miljard ondernemers.
CO2-accijnzen afdragen aan de grens.
Om een gelijk speelveld te houden voor bedrijven is het van belang dat buitenlandse bedrijven die meer CO2 uitstoten daarvoor aan de grens moeten afrekenen. Het heeft geen zin de binnenlandse industrie dure maatregelen op te leggen, om daarna de grens open te zetten voor producten van concurrenten die niet onderworpen zijn aan zulke zware regels. Het risico bestaat dat zo’n correctie aan de grens wordt ingezet om de binnenlandse industrie te beschermen. Ook zorgt zo’n maatregel voor meer inflatie. Het voordeel is wel dat er geen wereldwijd klimaatakkoord hoeft te komen. Elk land (of regio) kan in zijn eigen tempo werken aan de energietransitie. Feitelijk werkt de prijs ook hier disciplinerend waardoor uiteindelijk elk land zal meewerken. Voordeel van het beprijzen van CO2 en het afrekenen aan de grens is ook dat wanneer een land dit relatief efficiënt ingeregeld heeft meteen een concurrentievoordeel bezit waardoor de CO2-uitstoot tegen de laagst mogelijke kosten omlaag kan. De Europese Unie is met een voorstel gekomen van een ‘carbon border adjustment mechanism’ en ook de Amerikanen hebben liever heffingen aan de grens dan een allesomvattend verdrag.
De energietransitie is niet gratis, het gaat over het maken van keuzes. Keuzes die vaak op korte termijn - meestal binnen gemiddelde termijn van (her)verkiezing van een politicus van 4 of 5 jaar - pijn doen, om pas op lange termijn wat op te leveren. Dat maakt het bijzonder lastig voor politici om maatregelen te implementeren. Dat betekent dus dat waarschijnlijk andere stakeholders voorop gaan lopen, bijvoorbeeld door de beloftes van Glasgow voor de rechter af te dwingen. Zowel voor landen als bedrijven is het verstandig om dan aan de goede kant van de streep te staan. Een portefeuille met een lage carbon footprint gaat in zo’n situatie al snel beter presteren.
Photo by Ehud Neuhaus on Unsplash