China wil minder afhankelijk zijn van de Verenigde Staten. Daarmee is het land al jaren bezig. De handelsoorlog en CV-19 versnellen dit proces. De beste manier om die afhankelijkheid te verminderen is door minder afhankelijk te worden van de Amerikaanse dollar. Nu heeft het land nog grote dollarreserves, maar de eigen munt wordt steeds meer gepositioneerd als alternatief voor de dollar. Zo heeft het de Aziatische Infrastructuurinvesteringsbank (AIIB) opgericht, en rivaal van de Wereldbank en de Aziatische Ontwikkelingsbank. In die laatste twee instellingen hebben de Verenigde Staten het voor het zeggen. Binnen de AIIB is China de baas. China heeft ook renminbi-swaplijnen met Aziatische centrale banken en een groeiend deel van de internationale handel gaat in renminbi. Naast de petrodollar is er nu ook de petroyuan.
De Chinese centrale bank verlaagde eerder deze week de rente voor een looptijd van een jaar van 4,05 procent naar 3,95 procent. Niet bepaald een schokkende ontwikkeling vergeleken met de andere centrale banken. De PBoC heeft wel meer maatregelen genomen om de economie te steunen, maar vergeleken met andere grote banken houdt China zich in. Daardoor heeft het ook nog meer ruimte om het beleid verder te versoepelen. De tienjaarsrente in China is de afgelopen tijd ook gedaald, maar staat desondanks nog altijd op 2,6 procent. De Chinese munt is veruit de best presterende munt versus andere opkomende markten. Alleen ten opzichte van de dollar gaan er sinds kort weer meer dan 7 renminbi in een dollar. Dat heeft meer te maken met de kracht van de dollar dan de zwakte van de renminbi. In de LTCM-crisis van 1998 en tijdens de Grote Financiële Crisis verkoos China telkens voor een stabiele munt boven devaluatie om de concurrentiepositie te versterken.
Vergeleken met andere valuta van opkomende markten lijkt de renminbi relatief duur, maar vergeleken met de Amerikaanse dollar is de bodem nu wel bereikt. Zodra de relaties tussen de Verenigde Staten en China normaliseren, zal de renminbi daarvan profiteren. De reputatie van de munt is verder verbeterd door de recente stabiliteit. Het draagt bij aan het Chinese imago van veilige haven in tijden van crisis. Een imago dat hoort bij de status van reservemunt die China ambieert. Die ambitie is zeer relevant voor beleggers, want daarbij hoort ook dat Chinese financiële markten een baken van stabiliteit zijn. Alleen dan durven buitenlanders renminbi aan te houden.
Een relatief sterke munt gaat ten koste van de concurrentiekracht op korte termijn. Op lange termijn hebben de Nederlandse gulden, de Zwitserse frank en de Japanse yen bewezen dat een sterke munt juist zorgt voor meer concurrentiekracht. Zo’n sterke munt dwingt ondernemers om te focussen op producten met een hoge toegevoegde waarde, zodat ze niet altijd hoeven te concurreren op prijs. China zit volop in de economische transitie van lage lonenland naar een economie met hogere toegevoegde waarde, zowel op het gebied van producten als diensten. Een sterke renminbi helpt daarbij. Bovendien hoeft men niet te vrezen voor veel concurrentie uit de regio. De meeste Chinese klanten zitten toch in een lockdown.
Chinese staatsobligaties zijn inmiddels onderdeel van verschillende vooraanstaande obligatie-indices. De combinatie van financiële stabiliteit, een relatief hoge rente en een groeiend gewicht in deze indices zorgt er voor dat er kapitaal stroomt naar deze markt. Via de Bond Connect vloeide er in maart $ 67,4 miljard naar China. Toch bezitten buitenlanders slechts 2,3 procent van de Chinese schuld. Ze zitten daarmee nog ruim onderwogen. Voor beleggers zijn Chinese staatsobligaties een veilige haven met een hoge positieve rente en ook nog voldoende opwaarts potentieel in de munt.
Photo by Han Dieperink, Shanghai Pudong