Analisten voorspellen altijd een evenwichtsprijs, een ideale waardering of een door fundamenten gedragen koersdoel. Maar de beurs overdrijft, zowel naar boven als naar beneden. In de huidige capitulatiefase is er voldoende neerwaarts risico.
De tijd van het onconventionele monetaire beleid is voorbij. Geen negatieve rentes meer en het einde van de kwantitatieve verruiming. We gaan over naar een nieuwe fase, één die lijkt op een terugkeer naar normaal. Wel een fase waarin inflatie structureel hoger ligt. De generatie die nu in de financiële wereld actief is, is dat niet meer gewend. Die proberen met de kennis van de afgelopen decennia de beurs te voorspellen. We moeten terug naar de jaren zeventig om de huidige omgeving te duiden.
Een kenmerk van hogere rentes en hogere inflatie is dat waarderingen veel lager liggen. De beste manier om het aandelenkoerspotentieel op lange termijn in te schatten is door te kijken naar de risicopremie op aandelen. In het verleden bleek dit een goede voorspeller voor het rendement op aandelen op langere termijn. Nu is het vertrekpunt bij het bepalen van de risicopremie de rente. Vaak wordt dan de rente op een staatslening genomen, maar eigenlijk is een portefeuille met bedrijfsobligaties beter. Reken er echter op dat de kredietopslagen fors omhoog moeten. Het onconventionele beleid heeft ervoor gezorgd dat veel bedrijven bij hogere rentes niet meer kunnen overleven en faillissementen werken meestal uitstekend om kredietopslagen te laten stijgen.
Zelfs vergeleken met de jaren zeventig is de huidige inflatie fors. Toen was Arthur Burns de voorzitter van de Fed en hij hield lange tijd vol dat inflatie een tijdelijk fenomeen was, dezelfde fout die ook de huidige centrale bankiers maken. Pas in 1975 gaf Burns toe dat er sprake was van een inflatieprobleem. Hoewel de Fed heeft gezworen om het woord ‘tijdelijk’ niet meer te gebruiken, zit ze nog steeds op dat spoor. De Federal Reserve gaat voor dit jaar uit van een inflatie van 4,3 procent, maar voorspelt voor volgend jaar alweer 2,7 procent inflatie en het jaar daarop zelfs 2,3 procent. Feitelijk gelooft de Federal Reserve nog steeds dat inflatie een tijdelijk fenomeen is. Gelet op de in gang gezette loon-prijsspiraal, goed zichtbaar in de sterk stijgende loonkosten per eenheid product, zijn zulke inflatiecijfers zeer onwaarschijnlijk.
Nu de inflatie nog niet heeft gepiekt en in veel opzichten aan het versnellen is, moet de centrale bank acteren door de rente nog verder te verhogen. Paul Volcker was de Fed-voorzitter de inflatie uiteindelijk onder controle kreeg. Hij had daarvoor begin jaren tachtig wel een dubbele recessie voor over. Volcker verhoogde de rente tot 5 procentpunt boven de inflatie. Voordeel voor Powell is dat de hogere schulden ervoor zullen zorgen dat renteverhogingen dit keer sneller effect zullen hebben. Wat Powell niet kan voorkomen is dat de winsten van bedrijven onder druk komen, juist op een moment dat de waardering toch al verder kan zakken. Dat is allesbehalve een gunstig scenario voor aandelen. In de capitulatiefase overdrijft de beurs naar beneden.