Recessies verschillen in lengte. Vooral recessies die een gevolg zijn van onevenwichtigheden in het financiële systeem duren lang. Na de Grote Financiële Crisis duurde het in de Verenigde Staten 3,5 jaar om weer terug te komen op het niveau van voor de crisis. In Europa kregen we er nog de eurocrisis overheen en duurde het zeven jaar. Alleen Italië is nog niet terug op het niveau van voor de crisis en dat zal onder de euro waarschijnlijk ook niet meer gaan lukken.
De huidige recessie is scherp en diep, maar waarschijnlijk ook kort. De reden dat deze wereldwijde recessie van korte duur zal zijn, komt door de reactie van de autoriteiten. Centrale banken garanderen leningen en gaan daarmee faillissementen tegen. Daardoor blijft het economisch herstelpotentieel behouden. De overheid zal in de toekomst een veel grotere rol gaan spelen in de economie. We gaan naar een economie die minder afhankelijk is van consumenten, maar meer van (overheids)investeringen. Meer investeringen in bijvoorbeeld (groene) infrastructuur.
Reken op een ruim fiscaal beleid tot de werkloosheid terug is op pre-virus niveaus. Uiteindelijk zal iemand de rekening moeten betalen voor al deze uitgaven. Een ruim monetair beleid in combinatie met oplopende inflatie (deglobalisering, hogere minimumlonen, hogere olieprijzen, demografisch omslagpunt) zorgen voor een negatieve reële rente van twee procent. Financiële repressie in het kwadraat. Dat betekent dat spaarders en beleggers in obligaties de rekening mogen betalen. Voordeel van deze financiële repressie is dat de belastingen niet sterk hoeven te stijgen. Een veel hogere belasting voor ondernemingen en vermogende particulieren is moeilijk te realiseren. Zonder kapitaalcontroles zijn ondernemingen en particulieren in staat om te verhuizen en hogere belastingen te ontlopen. Hogere belastingen hebben dan een lagere opbrengst tot gevolg.
Een negatieve reële rente geeft ruimte voor een hogere aandelenwaardering. Dat mag ook wel, want hogere belastingen, hogere lonen, deglobalisering en een sterkere balans drukken de winstontwikkeling. Voor obligaties is de combinatie van een negatieve reële rente van twee procent en een inflatie die oploopt tot drie procent dodelijk, zeker als dit enkele jaren blijft aanhouden. Overigens is vastgoed – even afgezien van de structurele problemen in het kader van online werken, leren en winkelen – daardoor wel interessant.
Ook in dit herstel blijft de eurozone waarschijnlijk een structurele underperformer. De Amerikaanse overheid gaat veel verder dan de Europese overheid en de ECB, waardoor hier het risico van een schulden/deflatiespiraal aanwezig blijft. Het gat tussen Noord-Europa en Italië binnen de euro is nog groter geworden. Europese landen buiten de eurozone (Verenigd Koninkrijk, Zwitserland en Scandinavië) zijn een beter alternatief.
Een negatieve reële rente is goed voor groeiaandelen. In Japan ligt de waardering voor groeiaandelen hoger dan in de Verenigde Staten of in Europa. Tijdens de TMT-bubbel en de Nifty Fifty was een k/w tussen de 45 en 60 heel normaal. Nu ligt de gemiddelde k/w van groeiaandelen nog maar net boven de 30. Value-aandelen zijn cyclischer en hard geraakt door de recessie. De value-beleggers die hoopten dat goedkope aandelen beter zullen presteren dan dure aandelen in de correctie, zijn van een koude kermis thuis gekomen. Nu staan wel veel cyclische aandelen op niveaus of er nooit meer sprake zal zijn van een opgaande fase in de cyclus.
De conclusie voor de beleggingsmix is simpel. Staatsobligaties uit de eurozone zijn een risicovolle beleggingscategorie en dit keer staat tegenover risico geen rendement. Het hedgen van valuta bij obligaties wordt ook steeds meer een risico. Door steun van centrale banken kunnen kredietopslagen op bedrijfsobligaties verder dalen. Ondertussen blijft het aantal beursgenoteerde aandelen krimpen en zijn de rendementsverschillen tussen individuele aandelen groot. Een uitdagende omgeving, maar wel één waar fundamentele analyse waarde kan toevoegen.