In de afgelopen vijf jaar is er sprake geweest van een dramatische verschuiving van de werkelijkheid op het gebied van duurzaam beleggen. Vijf jaar geleden zat duurzaam beleggen nog in het verdomhoekje, maar nu is dit het belangrijkste speerpunt binnen vermogensbeheer wereldwijd. Succes heeft vele vaders en het is dan ook niet zo vreemd dat opeens veel mensen een rol opeisen op het gebied van duurzaamheid. Enkele jaren terug sprak ik er over met Gert van de Paal, die toen in zijn eentje de duurzame kar binnen Rabobank trok en desondanks veel heeft bereikt. We waren het erover eens dat met name de in 2016 gelanceerde verantwoorde ontwikkelingsdoelen – wellicht beter bekend als de Sustainable Development Goals of SDG’s – zouden bijdragen aan het mainstream gaan van duurzaam beleggen. De lancering van dit vervolg op de millenniumdoelstellingen is namelijk één groot marketingsucces van de Verenigde Naties, een schoolvoorbeeld hoe een verhaal (narratief) de wereld kan veranderen. Wie vijf jaar geleden over duurzaamheid begon was nog steeds een roepende in de woestijn, maar inmiddels worden die links en rechts ingehaald.
Met de toenemende populariteit van duurzaam beleggen komt ook de kritiek. Niet alles met een groen stempel is namelijk groen. Het probleem is echter dat het begrip duurzaamheid nogal subjectief is, er zijn vele soorten groen. Bovendien leggen ze in landen als Frankrijk en de Verenigde Staten van oudsher meer de nadruk op sociale factoren. Zaken zoals sterke vakbonden en een divers personeelsbeleid. Door de focus op de klimaatcrisis en de energietransitie hebben milieufactoren de overhand. Dat kan veranderen. Duurzame criteria ontwikkelen zich onder invloed van de maatschappij. Een duurzame belegger kan het best zes maanden vooruitlopen op wat de maatschappij al dan niet accepteert. Het heeft zin om een blik te werpen op de duurzame agenda. Voorafgaand aan de klimaatconferentie van Parijs werd het al snel duidelijk dat de vraag naar de carbon footprint van een beleggingsportefeuille heel normaal zou worden, vrijwel direct gevolgd door verantwoordelijkheid van aandeelhouders met betrekking tot de plastic soep in de oceaan. Diezelfde duurzame beleggers moeten verantwoording afleggen aan de maatschappij en staan dan niet graag in hun hemd. Europese richtlijnen proberen nu meer duidelijkheid te geven over de definitie van duurzaamheid. Omdat duurzaamheid raakt aan zaken als ethiek en moraal, voelt het nogal Orwelliaans als zo’n groot ondemocratisch instituut als Europa gaat bepalen wat je wel of niet mag denken. Toch is het goed dat er regels komen, want op de vele duurzame labels is nogal wat aan te merken. Dat komt ook door de onduidelijkheid over de regels en het feit dat een portefeuille per onderdeel gescreend moet worden. Tegelijkertijd zijn bedrijven niet verplicht om de daarvoor vereiste data aan te leveren.
Vanwege de sterke groei van duurzaam beleggen wordt er steeds meer groen gewassen, iets wordt gepresenteerd als duurzaam, maar dat niet is. In de extremen is het eenvoudig. Over de top 25 procent meest duurzame bedrijven is iedereen het wel eens. Over de minst duurzame bedrijven ook. Producenten van controversiële wapens zoals landmijnen en clusterbommen worden zelfs al door de wetgever aangepakt. Het gaat om het grote middenveld daartussenin. Europa heeft een indeling gemaakt in grijs, lichtgroen en donkergroen. De groenwasdiscussie zal vooral over het lichtgroene stuk gaan, er is namelijk bij veel van deze bedrijven altijd wel iets te vinden dat niet duurzaam is. Een portefeuille met lichtgroene beleggingen zit namelijk vol met controverses. In het kader van duurzaamheid zijn controverses belangrijke kwesties waarbij bedrijven in opspraak komen door bepaalde praktijken die tot uiting kunnen komen in rechtszaken en schandalen. Niet alleen de frequentie en ernst bepalen de omvang van de controverse, maar ook hoe een bedrijf reageert. Veel bedrijven met controverses zijn in de ogen van de individuele belegger grijs, maar volgens de vele verschillende labels verrassend vaak lichtgroen. Wie een duurzame portefeuille nastreeft, kan zich beter richten op de donkergroene variant en niet op de lichtgroene variant. Die laatste krijgt namelijk al snel het stempel grijs. Door de onduidelijkheid binnen het lichtgroene deel zullen duurzame beleggers (tegenwoordig vrijwel iedereen) de komende jaren bewegen richting donkergroen. Dergelijke grote geldstromen hebben in de financiële wereld een grote invloed op het rendement. Als wereldwijd iedere portefeuille van een breed gespreide indexbelegging naar de top 25 procent meest duurzame beleggingen verschuift, is de impact al snel vele malen groter dan de sterke groei van indexbeleggen zelf. De grote motor achter deze beweging is de discussie over groenwassen, een discussie die door wet- en regelgeving wordt ingekaderd. Gelukkig is die eenvoudig te voorkomen door groener dan groen te zijn.
Photo by Brian Yurasits on Unsplash