Na eerder stil te hebben gestaan bij het ontstaan en de gevolgen van de schuldenberg volgen nu de mogelijke oplossingen. Als er een eenvoudige oplossing was voor de schuldenberg was die er al geweest. De totale omvang van de schuld is niet meer dan een getal, het gaat altijd om de schuld ten opzichte van de omvang van de economie. Meer schuld leidt tot een bepaald niveau tot meer economische groei. Uiteindelijk wordt de schuldenlast onhoudbaar. Vanaf dat punt zijn er drie opties: de schuld naar beneden brengen, meer economische groei of meer inflatie.
Schuldreductie
Op het moment dat de schuld te hoog is in verhouding tot het inkomen zullen financiële markten die schuld niet meer financieren. Waar dat punt ligt, is niet te bepalen. In een stabiele omgeving is meer schuld geen enkel probleem. Maar een klein incident kan grote gevolgen hebben. Er zijn wat dat betreft parallellen te trekken met de chaostheorie. Een klein incident kan al leiden tot turbulentie en chaos, kenmerkend voor de overgang naar een volgende fase. Grafisch wordt zo’n overgang fraai weergegeven door de fractals van Benoit Mandelbrot. Stabiliteit leidt tot instabiliteit of zoals Hyman Minsky stelt: robuustheid leidt tot fragiliteit. Deze effecten worden versterkt door menselijk gedrag. Waar mensen eerst overdreven risico’s nemen, durft men opeens geen enkel risico meer te nemen. Zodra de schuld te hoog is, stopt de financiering acuut. Een schuldencrisis is eigenlijk een liquiditeitscrisis. Niet de schuld zelf, maar de problemen rond de herfinanciering zorgt voor de crisis. Schuldreductie door een faillissement (default) blijft de voorkeursoplossing voor de financiële markten. Politiek blijkt dit keer op keer onhaalbaar. Gevolg van een beleid van pappen en nathouder (extend en pretend) is dat er al snel een neerwaartse spiraal ontstaat waar rente en aflossing de economische groei drukken. Schulden groeien dan sneller dan de economie. Huishoudens en bedrijven stellen hun consumptie en investeringen uit. Prijzen dalen en deflatie is het gevolg. Het probleem wordt dan alleen maar groter. Door de deflatie stijgt de reële rente, maar de schuld moet nominaal worden afgelost. Zelfs met de rente op nul kan er nog sprake zijn van een positieve reële rente, een fenomeen wat in Japan zorgde voor twee verloren decennia.
Reflatie en economische groei
Wanneer afboeken van de schulden geen optie is en logischerwijze ook een schulden-deflatiespiraal voorkomen moet worden, is reflatie een beproefd middel. Reflatie is een fenomeen waar de korte en de lange rente structureel beneden de nominale groeivoet liggen van de economie. Dat is het moment waar de economie dus sterker groeit dan de schulden. Het wordt ook wel financiële repressie genoemd, omdat de eigenaren van kapitaal opdraaien voor de bezitters van de schulden. Voordeel van deze oplossing is dat er geen politieke goedkeuring nodig is. Het is dan ook een beproefd middel. Maar wel één die ten koste gaat van de koopkracht van de spaarder en de bezitter van obligaties. Tussen 1900 en 1920 verloor een Amerikaanse belegger in Treasuries zo de helft van zijn of haar koopkracht, tussen 1945 en begin jaren tachtig zelfs twee derde. Reflatie is dit keer al wat langer het beleid in de Verenigde Staten, maar door de lage economische groei pas enkele jaren in de eurozone en Japan. Gelet op de omvang van de schuld zullen er nog vele jaren reflatie moeten volgen om weer tot een acceptabel schuldenniveau te komen. Dat hangt ook af van het economische groeipotentieel. Na de Tweede Wereldoorlog was het dankzij het Wirtschaftswunder mogelijk om de economie sterk te laten groeien. Nu lijkt er minder potentieel, al kan de productiviteit juist tegen het einde van de IT-revolutie meevallen.
Bezuinigen en belastingmaatregelen.
Voordat het reflatiebeleid in Europa werd ingevoerd probeerden overheden de schuldencrisis op te lossen met bezuinigingen en belastingmaatregelen. In theorie is dat mogelijk, maar dergelijke maatregelen hebben een negatief effect op de economie. In de eurozone was vooral Duitsland er op gebrand om er voor te zorgen dat iedereen voldeed aan de criteria van het verdrag van Maastricht. Duitsland heeft immers in de jaren twintig van de vorige eeuw aan de lijve ondervonden hoe een schuldenprobleem uit de hand kan lopen. Deze maatregelen legden een essentieel cultuurverschil binnen de Europese Unie bloot. Waar de noordelingen leven om te werken, werken de mensen in het zuiden om te leven. Verder conflicteert hier de strenge protestantse moraal met het vergevingsgezinde katholicisme.
Hyperinflatie en de moderne monetaire theorie
De verleiding is kennelijk nog steeds groot om de inflatie wat harder op te laten lopen om de schulden beheersbaar te houden. Eigenlijk is het vreemd dat het streven naar prijsstabiliteit uitmondt in een doelstelling van een inflatiepercentage van 2% in plaats van 0%. Een inflatieniveau van 2% wordt wel gezien als een smeermiddel voor de economie. Iedereen is blij met 2% meer loon, maar met 2% inflatie is dat een koekje van eigen deeg. Toch blijkt het tegenwoordig lastig om zelfs het inflatieniveau van 2% te halen. De IT-revolutie en globalisering zijn daar debet aan. Mede daardoor groeit de laatste tijd in de Verenigde Staten in Democratische kringen de populariteit van de Moderne Monetaire Theorie (MMT). In de kern kan de overheid volgens deze theorie zoveel uitgeven als ze doelen heeft. Er is geen onafhankelijke centrale bank. Monetair beleid wordt fiscaal beleid. Gelet om de lange lijst met politieke wensen zal de geldkraan fors open worden gezet. Na het onconventionele monetaire beleid lijkt dat niet meer dan een volgende stap. Mocht de inflatie te hoog zijn dan kan dat volgens deze theorie onder controle worden gehouden door meer belastingen. Blijkbaar hoopt men dat na de Song-dynastie, de Weimarrepubliek, het Zimbabwe van Robert Mugabe en de recente ontwikkelingen in Venezuela dat de Amerikaanse overheid wel voldoende discipline heeft.