Op een stand van 30.000 staat de Dow Jones Industrial ongeveer 45 procent hoger dan op het dieptepunt van 23 maart dit jaar. Alleen al de afgelopen maand zijn olieaandelen ook 45 procent gestegen. Waarde-aandelen lijken opeens de nieuwe groei-aandelen. De consensus op de financiële markten is dankzij de verkiezingen en het nieuws over drie effectieve Coronavaccins op rij, snel gedraaid. Van groei-naar-waarde, van deflatie-naar-inflatie, van de Verenigde Staten naar opkomende markten en van obligaties naar grondstoffen. Wie nu nog in groei belegt, mag bijna weer een contraire belegger worden genoemd. Ondanks al deze verschuivingen, zitten in een goed gespreide portefeuille zowel groei- als waarde-aandelen.
Het totale rendement op de aandelenmarkt wordt bepaald door slechts vier procent van de aandelen. Met circa de helft van de aandelen wordt per saldo geld verloren en 45 procent van alle aandelen is nodig om alleen al die verliezen goed te maken. Die vier procent worden een groot deel van hun bestaan gezien als groeiaandelen. Een belegger in groeiaandelen moet dus zeer selectief zijn, slechts 1 op de 25 aandelen is goed genoeg om voor een groeiportefeuille in aanmerking te komen. Geluk bij een ongeluk is dat het een vrij consistente groep is, het zijn vaak langjarige winnaars.
De belegger in waarde-aandelen heeft het voor wat betreft de omvang van de groep aandelen gemakkelijker. De groep waarde-bedrijven is veel groter. Daar staat tegenover dat wanneer waarde-aandelen stijgen, het op een gegeven moment geen waarde-aandelen meer zijn. Gelukkig komen er steeds nieuwe waarde-aandelen bij, maar daar zitten de laatste tijd steeds meer zombie-bedrijven tussen. Bedrijven die vaak terecht zijn afgewaardeerd.
In de afgelopen tien jaar hebben we een opmerkelijke outperformance van groei-aandelen gezien. De anomalie was dus niet dat waarde-aandelen het zo slecht deden, maar dat groei-aandelen spectaculair presteerden. Die grootste winnaars staan al een tijdje bekend als de FANG-aandelen (of een variant daarop, zoals FAAMG, FANGMAN). Slechts enkele bedrijven zijn goed voor een kwart van de totale aandelenmarkt (zelfs 37 procent van de S&P 500), over concentratierisico gesproken. Die omvang en snelle groei is ook de politiek opgevallen, ze worden gezien als Big Tech-monopolies. Niet alleen een bedreiging voor de vrije markt, maar ook een bedreiging voor het vrije woord, voor de privacy en zelfs de democratie. In Europa, de Verenigde Staten en zelfs China wordt er gedreigd met meer regulering en of zelfs nog zwaardere maatregelen. Dat laat onverlet dat deze bedrijven operationeel natuurlijk fantastisch hebben gepresteerd. Technologie heeft het mogelijk gemaakt dat het bedrijfsmodel van deze bedrijven in korte tijd wereldwijd viraal is gegaan en de kas spuit er uit. Daarmee konden veel van de eigen aandelen worden ingekocht, maar op de huidige hoge waardering profiteert de koers daar steeds minder van.
Beleggers moeten dus op zoek naar groei, maar dan zonder het politieke risico. Die aandelen zijn er voldoende. Groeiaandelen profiteren immers van structurele verschuivingen op het gebied van technologie, communicatie en gezondheidszorg. Maar ook de waarde-definitie moet worden herijkt. Klassieke waarde-aandelen zijn tegenwoordig vaak het slachtoffer van diezelfde verschuivingen. Verder bestaat tegenwoordig bijna 80 procent van boekwaarde van bedrijven uit immateriële activa. Zaken zoals goodwill, patenten, R&D, software of alleen maar data. Allemaal zaken waar je bij de traditionele belegger in waarde-aandelen niet moet aankomen.
Tegelijkertijd worden waarde-aandelen nu wel geholpen door de economische cyclus en daarmee dus ook de winstcyclus. En de lage rente is geen excuus. In Japan hebben waarde-aandelen jarenlang beter gepresteerd dan groeiaandelen, juist in een laagrentende omgeving. De beste waarde-aandelen zijn de toekomstige groei-aandelen. Ik realiseer met dat deze zin een hoog ‘laag kopen, hoog verkopen’ gehalte heeft, maar ik bedoel bedrijven die profiteren van langjarige structurele groeitrends, maar door incidentele factoren zijn afgewaardeerd. Een incidentele factor is bijvoorbeeld de coronacrisis. Waarde-aandelen die profiteren van het weer opengaan van de economie en onderdeel zijn van een structureel groeiende trend zoals de groeiende vrijetijdsbesteding (inclusief de vakanties), de energietransitie (alleen mogelijk met behulp van oliebedrijven, al dan niet gedwongen door de aandeelhoudersvergadering) of industriële bedrijven die profiteren van de laatste fase van de vierde industriële revolutie. Denk bijvoorbeeld ook aan Britse aandelen die incidenteel onder druk staan door Brexit. Soms zijn het ook aandelen die onterecht worden genegeerd, zoals Japanse aandelen. Een land vol met waarde-aandelen, maar wel bedrijven die steeds meer profiteren van de Aziatische groei. Zo’n combinatie van groei en waarde resulteert in een portefeuille waarin beide componenten beter kunnen presteren dan de bredere markt.
Photo by Edward Howell on Unsplash