Zombiebedrijven zijn bedrijven die langere tijd geen winst maken, maar die door ingrijpen van de overheid blijven bestaan. Het ontstaan van zombiebedrijven is onder andere een gevolg van de regulering van het financiële systeem. In plaats van het accepteren van verliezen op bestaande leningen, opteren banken er vaak voor om met nieuwe leningen het bedrijf in leven te houden. Vooral zwakkere banken nemen liever geen verliezen, omdat daarmee een kostbare herkapitalisatie dichterbij komt. Doordat zombiebedrijven mogen voortbestaan is er sprake van oneerlijke concurrentie met als gevolg minder innovatie, een lagere productiviteitsgroei en een lagere economische groei.
Normaal verdwijnen de zwakke bedrijven in een recessie. De markt krimpt en alleen de sterksten kunnen overleven. Daarmee maken ze ruimte voor jonge innoverende bedrijven. De laatste decennia werden centrale banken steeds beter in het bestrijden van zo’n recessie. Eind jaren negentig werd zelfs de overwinning op de economische cyclus gevierd, maar het verhaal van Goudhaartje bleek toch echt een sprookje. Juist door de recessie te bestrijden, werd de kiem gelegd voor een nog grotere recessie. Het streven naar balans zorgde juist voor meer onbalans. Steeds meer bedrijven moeten overeind worden gehouden, terwijl ze zonder de steun van de overheid en de centrale banken al lang het loodje hadden gelegd.
Japan was na de dubbele zeepbel begin jaren negentig lange tijd het land met de meeste zombie-bedrijven. Door de rente extreem laag te houden en deze bedrijven te beschermen konden ze lang overleven. Sinds het aantreden van Abe zijn ze geleidelijk aan het verdwijnen. In de Verenigde Staten zorgde onder andere de druk van private equity en de faillissementswetgeving dat veel zombiebedrijven werden gesaneerd. In China zijn nog altijd veel bedrijven in handen van de staat, een overblijfsel van de planeconomie. Bij die bedrijven heeft een belegger niets te zoeken. Europa gaat in dit opzicht steeds meer op China lijken. Er mag dan wel sprake zijn van één Europese Unie, maar elk land heeft zijn eigen nutsbedrijven, telecombedrijven, nationale posterijen etc. Er is wel één Europese markt, maar onvoldoende marktwerking.
Na de Grote Financiële Crisis werden de banken overeind gehouden. Bij elkaar kregen die een injectie die gelijk stond aan 25 procent van het BBP. Nu raakt de recessie de brede economie en de overheid probeert zo veel mogelijk bedrijven overeind te houden. Dat doet ze door garant te staan voor schulden van die bedrijven of door zelf een financiering te verstrekken. Zonder steun van de overheid zouden die bedrijven niet meer levensvatbaar zijn. Een leger aan zombie-bedrijven is het gevolg.
Helaas is het beleid van toenemende staatsbemoeienis geen koerswijziging. In Frankrijk is de industriepolitiek nooit verdwenen. In landen als Griekenland, Italië, Portugal en Spanje worden met de lage rente steeds meer bedrijven in leven gehouden. Ook in ons land waakt de overheid over de Nederlandse iconen. Zo was er de fusie tussen Sandd en PostNL, met een monopolie op de postmarkt als gevolg. Hoewel PostNL nog een beursnotering heeft, is het bedrijf feitelijk genationaliseerd door de maatregel dat het voortaan maximaal 9 procent winst mag maken. Maximalisatie van de kosten lijkt het nieuwe streven. Weg markwerking, weg innovatie en hogere kosten voor de consument. Ook KPN mocht niet verkocht worden aan de Mexicanen. Vorig jaar nam de Nederlandse Staat zelfs een belang in een Frans bedrijf, genaamd AirFrance KLM. Een Frans bedrijf nationaliseren is lastig, maar door het omvangrijke steunpakket is de nationale trots een zombiebedrijf geworden. Concurrenten als Easyjet en Ryanair hebben het nakijken. Er zullen meer van dergelijke semi-nationalisaties volgen. Niet goed voor de marktwerking, de innovatie en de productiviteit. Ook geen aantrekkelijk vooruitzicht voor Europese (index)beleggers.
Photo by Chris Hall on Unsplash