Met de introductie van de doelstelling van gemeenschappelijke welvaart heeft China definitief de economische groeidoelstellingen uit het verleden achter zich gelaten. Economische cijfers uit China worden meestal niet vertrouwd, maar ten aanzien van de economische groei kloppen ze wel. China is immers een planeconomie en daarin worden groeidoelstellingen altijd gehaald. Daardoor kan de Chinese overheid in de eerste dagen van het nieuwe jaar al aangeven wat de groei over het afgelopen jaar is geweest. Het bereiken van economische groei is relatief eenvoudig, hoewel de vraag terecht gesteld kan worden wat de waarde is van zulke van bovenaf gedicteerde groei. Berucht is het voorbeeld van een Noord-Chinese stad waar nog even wat extra groei moest worden gerealiseerd. Het lokale bestuur besloot om de stad te verfraaien door voor tientallen miljoenen bomen in de stad te planten. Zo’n project draagt per definitie bij aan de economische groei. Alleen kwamen die jonge bomen uit een duizend kilometer zuidelijker gelegen regio. Ze overleefden de eerste winter niet.
Jarenlang was economische groei belangrijk voor China omdat de beroepsbevolking groeide vanwege de trek van het platteland naar de stad. Elk jaar moesten miljoenen banen worden gecreëerd. Dat kon alleen door gebruik te maken van het typische Aziatische groeimodel: hoge investeringen gefinancierd door de opbrengsten van de export. Een beproefd model in landen als Japan, Zuid-Korea en Taiwan, alleen ging China enkele stappen verder. Op een gegeven moment bestond de helft van de Chinese economie uit investeringen. Het zorgde er wel voor dat iedereen een baan had en dat er geen miljoenen werklozen zich verzamelden op het plein van de Hemelse Vrede, het ultieme doembeeld voor het politbureau. Het sociale contract tussen de Chinese overheid en haar burgers was simpel. De overheid zorgde ervoor dat de bevolking door hard werken rijk mocht worden, maar dan wel moesten ze zich wel onderwerpen aan de dictatuur van de partij. Wat dat betreft weinig verschil met de keizerlijke dynastieën in de eeuwen daarvoor.
Maar nu krimpt de beroepsbevolking. Overal ter wereld is er een tekort aan personeel, ook in China. Het heeft nu geen zin om meer banen te creëren als er te weinig mensen zijn. Er is behoefte aan een nieuw sociaal contract. De Chinese bevolking heeft nu behoefte aan een betaalbare woning, goede gezondheidszorg en minder kostbaar onderwijs. Vooral het dure onderwijs zorgt er voor dat veel Chinezen nog altijd maar één kind nemen, hoewel de één-kind-politiek sinds oktober 2015 is afgeschaft. Onder de noemer van gemeenschappelijke welvaart met als einddatum 2035 streeft de Chinese overheid nu naar meer gelijkheid. Sinds de introductie van het kapitalisme met socialistische trekjes door Deng Xiaoping is de ongelijkheid binnen de Chinese bevolking toegenomen. Nooit vormde dat enig probleem, niet iedereen kon tegelijk rijk worden. De afgelopen jaren is de ongelijkheid in China ook gestabiliseerd of zelfs afgenomen, maar net als in het Westen heeft ook de Chinese bevolking meer oog voor de ongelijkheid in de samenleving. De Chinese overheid ziet ook in de Verenigde Staten en Europa waar het verdwijnen van de middenklasse en de grotere ongelijkheid toe kan leiden: minder sociale samenhang, polarisatie en populisme. Er is Peking veel aan gelegen dat het overgrote deel van de bevolking de overheid een warm hart toedraagt.
Xi Jinping streeft naar een olijfvormige verdeling van de welvaart. Lage inkomens krijgen meer sociale ondersteuning, huizen worden gesubsidieerd en er komt beleid om de rijken zwaarder te belasten. Zo wordt er nu op grote schaal geëxperimenteerd met een belasting op het eigen huis en meer aandacht voor fraude, belastingontwijking en corruptie. Bedrijven worden opgeroepen om meer terug te geven aan de maatschappij. Zorg en onderwijs worden beter gespreid over het land, zowel in de stad als op het platteland. De productiviteit in de agrarische sector moet omhoog, zodat ook de bevolking op het platteland kan delen in de welvaart.
De term gemeenschappelijke welvaart is in de Chinese context niet nieuw. Deze werd ook gebruikt door de grote roerganger Mao Zedong in de jaren vijftig en het was ook een belofte van Deng Xiaoping in de jaren tachtig. Maar voor die voorgangers van Xi Jinping was het vooral een belofte, nu wordt er ook echt werk van gemaakt. Hoewel het erop lijkt dat er gewerkt wordt aan een nieuwe communistische heilstaat, blijft de Chinese overheid nadrukkelijk geloven in ondernemerschap en hard werken. Het is ook niet zo dat de Chinese overheid veel groter wil worden. Vooral het streven naar sociale stabiliteit staat voorop, zodat de communistische partij stevig in het zadel kan blijven zitten.
Veel beleggers reageerden geschrokken op de vele regels die horen bij de doelstelling van gemeenschappelijke welvaart. Deels komt dit door de snelheid van het Chinese systeem. De overheid komt met nieuwe regels waar vrijwel direct op wordt gehandhaafd. In China geen inspraakavonden of verschillende rondes door het parlement, dan komen nieuwe regels al snel als een schok. Maar op het moment dat er gedaan wordt alsof er sprake is van een volledige nationalisatie, worden de maatregelen zwaar overdreven en ontstaan er kansen voor beleggers. Wie de nieuwe regels in details bekijkt, ziet dat het vaak gaat over maatregelen die hier niet zouden misstaan. Het goede nieuws voor beleggers is dat de Chinese middenklasse door deze maatregelen zowel in omvang als in totale welvaart zal toenemen. Dat betekent meer zekerheid over de wereldwijde verdubbeling van de consumptie in de tien jaar in aanloop naar het jaar 2030. Op dit moment is de consumptie 56 procent van de Chinese economie. In India is dat meer dan 70 procent, in landen als Brazilië en de Verenigde Staten zelfs meer dan 80 procent. Het zijn vooral de bedrijven op de binnenlandse A-aandelenmarkt die van deze sterk groeiende consumptie profiteren.
Gelet op de het grote performance en waarderingsverschil dat dit jaar is ontstaan tussen Chinese en Amerikaanse aandelen is er volgend jaar ruimte voor een inhaalslag. Op dit moment wordt de groei nog gehinderd door Evergrande en het tekort aan energie, maar zodra het zin heeft om de economie te stimuleren zal China dat niet nalaten. Een welvarende middenklasse zal ook zorgen voor een sterke groei van het aantal beleggers in China. Nu belegt 13 procent van de Chinese bevolking op de aandelenmarkt, in de Verenigde Staten is dat 55 procent. Daarbij komt nog de opname van steeds meer Chinese aandelen in de wereldindex en de inspanningen om de Chinese munt een grotere reservestatus te geven. Inmiddels is het mogelijk om Chinese A-aandelen ook te verhandelen in Hongkong waarmee aan één van de laatste eisen van MSCI is voldaan, een belangrijke doorbraak voor volledige opname van Chinese aandelen in de wereldindex. Er staan nog enkele kleine puntjes open zoals een settlementcyclus van T+1 in China, waar wereldwijd T+2 de standaard is, maar wellicht is het goed dat de wereld zich hier aanpast naar de Chinese standaard. Verder verschillen de feestdagen nog tussen Hongkong en het Chinese vasteland, maar ook daar is uit te komen. Nu wordt ongeveer 20 procent van de Chinese aandelenmarkt meegenomen in de wereldindex. Volgend jaar neemt MSCI waarschijnlijk een besluit over een zwaarder gewicht van China in de verschillende MSCI-indices. Dat kan dan ook buiten China bijdragen aan de gemeenschappelijke welvaart.
Photo by Han Dieperink, Bar Rouge Shanghai