Guido Imbens is de derde Nederlander die ooit de Nobelprijs voor de economie won. Afgelopen maandag kreeg hij samen met David Card en Joshua Angrest de hoogste onderscheiding voor economisch onderzoek van de Zweedse Koninklijke Academie van Wetenschappen. Centraal in hun onderzoek staat de zoektocht naar causale verbanden in de echte economie. Het is namelijk heel normaal dat er verschillen zitten tussen de economische theorie en de praktijk. Een econoom kan moeilijk een grootschalig experiment doen om een theorie te toetsen. Dat is vaak onethisch en ook praktisch onhaalbaar. Zo is er in theorie op de oliemarkt maar één evenwichtsprijs, één die wordt bepaald door vraag en aanbod. In de praktijk zijn er vaak meerdere evenwichtsprijzen. Op het moment dat de olieprijs plots halveert, verhogen bepaalde olieproducenten het aanbod. Dat lijkt niet rationeel, maar deze aanbieders zijn meestal overheden die te maken hebben met een begroting en zijn verplicht om meer te verkopen om de totale inkomsten op peil te houden.
De timing van deze Nobelprijs is vlekkeloos. De natuurlijke experimenten van het drietal laten namelijk zien hoe de arbeidsmarkt echt werkt. Er wordt al jarenlang een discussie gevoerd over het bestaan van de Phillipscurve. Deze geeft de theoretische korte-termijnrelatie weer tussen inflatie en werkloosheid. Een lage werkloosheid zorgt volgens deze theorie voor een hoge inflatie. In januari van 2018 gaf Jerome Powell een speech waarin hij aangaf dat alle leden van het FOMC de Phillipscurve een nuttig hulpmiddel vonden, maar dat het verband tussen de krapte op de arbeidsmarkt en veranderingen in inflatie veel zwakker was geworden, deels als gevolg van de lange periode van stabiel lage inflatie in de Verenigde Staten en andere ontwikkelde economieën. Het echte probleem met de Phillipscurve is dat er een causaal verband wordt verondersteld, terwijl de reden voor deze correlatie is gelegen in de toename van de totale vraag. Die zorgt voor meer banen en stijgende prijzen.
Op dit moment dreigen verstoringen in productieketens de wereld structureel te veranderen. Dergelijke verstoringen hebben we in het verleden wel vaker gezien, vooral als het gevolg van oorlogen. Om een oorlog te winnen, moet je de economie van de tegenstander ontwrichten en Covid-19 heeft wereldwijd gezorgd voor vergelijkbare ontwrichtende effecten. Een belangrijke oorzaak voor de huidige ontwrichting is het tekort aan personeel. Aanvankelijk werd dat nog gezien als een tijdelijk ongemak, maar deze ongemakken zijn kennelijk niet met financiële maatregelen op te lossen. En er is genoeg geld tegenaan gegooid. Op de Amerikaanse arbeidsmarkt is één van de theorieën dat de hoge vergoeding voor werkloosheid ervoor zorgt dat mensen niet meer aan het werk gaan. Het zijn natuurlijk niet de best betaalde banen waar de werkloosheidsuitkering hoger ligt dan het laatst verdiende inkomen. Het is moeilijk voor te stellen dat deze mensen niet kunnen worden verleid om terug te keren naar de arbeidsmarkt. Ze hebben meestal niet veel gespaard en voor een beetje meer salaris komen ze echt wel terug naar de arbeidsmarkt.
Daarnaast is er een theorie dat vrouwen thuisblijven in de coronacrisis omdat de kinderen niet naar school gaan of niet opgevangen kunnen worden. Volgens de statistieken van de Amerikaanse arbeidsmarkt zijn nog altijd 1,8 miljoen vrouwen werkloos. Toch zijn de meeste scholen weer geopend. Bedenk dat veel mensen werken, omdat ze wel moeten werken. Het aantal vrouwen dat niet hoeft te werken (maar wel zou willen) in combinatie met de vrouwen die geen geld hebben voor kinderopvang is simpelweg te klein als verklaring voor het aantal vrouwen dat nu aan de zijlijn staat. Bovendien is het tekort aan personeel geen typisch Amerikaans fenomeen. Het speelt wereldwijd, ondanks verschillen in salaris en regelingen voor wat betreft de opvang van kinderen.
De realiteit is dat we niet weten wat er aan de hand is aan de aanbodkant van de arbeidsmarkt, maar de tekorten daar spelen wel een belangrijke rol bij de verstoringen van verschillende productieketens. Er moeten meer verklaringen zijn en het is belangrijk dat die worden gevonden want ze zijn kennelijk niet met financiële middelen op te lossen. Mijn eigen theorie – één die ik niet kan toetsen in de praktijk – is dat er een steeds grotere mismatch is tussen de vaardigheden van werklozen en de vaardigheden die werkgevers zoeken. Ook pre-corona was er al de nodige frictie op de arbeidsmarkt. De digitale transformatie gaat zo snel dat de arbeidsmarkt is achtergebleven. Het is die digitale versnelling als gevolg van de coronacrisis die er nu voor zorgt dat er meer vacatures zijn dan banen. Er is dus een tekort aan onderwijs en training en dat kan de centrale bank niet oplossen. Overigens zijn er ook veel werkgevers die hoge opleidingseisen zijn gaan stellen aan banen, terwijl die in de praktijk gedaan kunnen worden door veel lager geschoolde werknemers met vaak dezelfde vaardigheden. Wanneer dit probleem niet wordt opgelost, dan gaan we in de praktijk het natuurlijke experiment uitvoeren om te zien of de Phillipscurve nog werkt en ik vrees dat er onder het nieuwe regiem wel eens een sterk causaal verband zou kunnen zijn tussen oplopende inflatie en stijgende lonen. Dan is het gedaan met de tijdelijk hoge inflatie en kan die wel eens langer hardnekkig hoog blijven.