Nadat staatssecretaris Marnix van Rij twee jaar gewerkt heeft aan een alternatieve belasting op sparen en beleggen, is het nu aan de Tweede Kamer. Daardoor zal vrijwel zeker de deadline van 2027 vertraging oplopen. Nu is er voor het eerst sprake van een mogelijk hybride stelsel. Voor de Belastingdienst is dat niet gemakkelijker en daarom ook niet leuker. Een systeem met een vermogensaanwasbelasting en een vermogenswinstbelasting zorgt immers voor extra complexiteit. Voor financiële markten worden daardoor private markten opeens veel interessanter dan beleggen op de beurs. Er zijn verschillende overwegingen die bij het belasten van vermogen een rol spelen.
Afschaffing box 3 economisch beste oplossing
Als de overheid zou gaan voor een maximale belastingopbrengst dan zou afschaffing van Box 3 de beste oplossing zijn. De bruto-opbrengst van de belasting in box 3 is iets meer dan 4 miljard euro per jaar. Na heffingskosten blijft daar vrijwel zeker minder dan 4 miljard van over. De Nederlandse economie is circa 1000 miljard euro groot. Wanneer Nederland geen belasting zou heffen op vermogen, is er geen reden tot kapitaalvlucht. Sterker nog, ons land zou dan juist een magneet zijn voor vermogenden. Nu wordt vaak gesteld dat deze heffing gerelateerd aan het vermogen niet zo hoog is en dat vermogenden dat gemakkelijk kunnen betalen. Die hebben het niet begrepen, mensen met veel vermogen zijn meestal rijk geworden door op de kleintjes te letten. Bovendien is er over dat vermogen al vele malen belasting betaald. Wanneer de economie door deze maatregel eenmalig slechts met 1 procent groeit, dan is de totale belastingopbrengst al hoger dan nu. Nu gaat immers 40 procent van alle economische groei naar de overheid in de vorm van belastingen. Het is zelfs goed voorstelbaar dat de economie met meerdere procenten zal groeien, gelet op de impact in landen waar er geen belasting wordt geheven over vermogen. Eenmalig 2 procent groei betekent dat de belastingopbrengst uit box 3 zal verdubbelen. Daarmee zou elke gezin dat afhankelijk is van de voedselbank er jaarlijks 10.000 euro bij kunnen krijgen.
Oneerlijke verdeling van vermogen
De belangrijkste reden dat de heffing op box 3 niet wordt afgeschaft is dat dit als onrechtvaardig wordt gezien. Er gaan juist stemmen op om vermogen meer te belasten. Er is immers sprake van een steeds oneerlijkere verdeling van vermogen over de burgers. Er is echter een groot verschil tussen de miljonair op de hoek en de miljardair in bijvoorbeeld Monaco. De miljonair draagt meer bij aan de Nederlandse economie dan dat hij of zij ervoor terugkrijgt. De miljardair in Monaco heeft niets met box 3 te maken, maar wie miljardairs wil belasten moet in internationaal verband afspraken maken. Het probleem in Nederland is dat effectief steeds minder mensen bijdragen aan de staatskas. Elke keer als er miljonairs worden weggejaagd door hogere belastingen, wordt de groep die netto bijdraagt kleiner. Dat terwijl meer dan de helft van de Nederlanders (tot wel 70 procent) per saldo meer terugkrijgt van de overheid dan dat ze eraan bijdraagt. Er wordt veel geld rondgepompt via toeslagen zodat een grote groep effectief al geen belasting hoeft te betalen. Als daar het onderwijs en de zorg bij wordt genomen, stijgt het percentage burgers, dat in het huidige stelsel beter af is, verder.
Belasting op overrendement
Een belangrijke uitdaging bij een belasting op vermogen is om de egalitaire ambities te verenigen met de noodzaak om groeibevorderend ondernemerschap aan te moedigen. Als de overheid alle bronnen van inkomen zou kunnen belasten, zou een belasting op vermogen niet nodig zijn. De belangrijkste reden voor een belasting op vermogen is om daarmee ongerealiseerde vermogenswinsten te belasten. In veel landen zijn die juist omvangrijk en ook nog eens sterk geconcentreerd bij de rijksten. De meeste systemen, en ook het hybride Nederlandse voorstel, is dat vermogenswinsten alleen belast worden bij realisatie en dat biedt volop mogelijkheden voor belastingontwijking. Maar een belasting die onafhankelijk van daadwerkelijke kasstromen wordt geheven, leidt tot inefficiënte en onrechtvaardige resultaten. We hebben in Nederland nu een belasting op een verondersteld ‘normaal’ rendement, maar daar wordt het overrendement niet belast en een lager dan normaal rendement te zwaar belast. Bovendien wordt vaak achteloos voorbijgegaan aan de inflatie, waardoor effectief de belastingdruk steeds hoger komt te liggen. Wat veel politici juist willen is een hogere belasting op bovennormale rendementen, aangezien het verband tussen deze economische voordelen en de bijbehorende inspanning vaak zwak is.
Het financieren van grote en risicovolle projecten
Een meer gelijke verdeling van rijkdom heeft directe sociale voordelen. Als rijkdom is geconcentreerd, zijn daar externaliteiten aan verbonden. Vaak ligt de focus op negatieve externaliteiten maar er zijn ook positieve effecten. Je hebt mensen met een groot vermogen nodig om grote en risicovolle projecten te ondernemen die maatschappelijk waardevol zijn. Dergelijke projecten bij de overheid zijn vaak gedoemd te mislukken. Die grote vermogens ontstaan vaak door overrendement, vaak als gevolg van een specifiek investeringsrisico. Dat betekent dat er naast enkele winnaars ook veel verliezers staan. Denk bijvoorbeeld aan profvoetballers. Dit maakt de scheve verdeling niet per definitie onrechtvaardig. Dergelijke overrendementen blijken echter maar al te vaak te ontstaan doordat de vrije markt niet goed werkt. Denk bijvoorbeeld aan een monopolie of een oligopolie. Winsten die ontstaan uit dergelijke imperfecties zouden in theorie met 100 procent moeten worden belast.
Meer in private markten, minder beleggen op de beurs
Het probleem blijft bij een belasting op vermogen dat ongerealiseerde winsten moeilijk belast kunnen worden. Activa zijn mogelijk niet deelbaar, er bestaat geen secundaire markt of de investering genereert geen of onvoldoende kasstroom om aan de belastingverplichtingen te voldoen. Liquiditeitsproblemen zijn de belangrijkste reden waarom veel duurzame goederen, zoals kunst en antiek, van oudsher zijn vrijgesteld van vermogensbelasting. Cruciaal voor de economische en politieke haalbaarheid van vermogensbelastingen is de manier waarop elementen uit het belastingontwerp, zoals kortingen en aftrekposten, potentiële liquiditeitsproblemen veroorzaakt door vermogensbelastingen kunnen verzachten. Vandaar dat in Nederland nu dat hybride voorstel op tafel ligt: een vermogenswinstbelasting op illiquide activa en een vermogensaanwasbelasting op liquide beleggingen. Het beteken dat mensen die investeren in illiquide private markten een belastingvoordeel krijgen, ten opzichte van mensen die beleggen op de beurs. Dat klinkt als onrechtvaardig, maar dat is nu eenmaal onontkoombaar bij het belasten van vermogen. Het zal er ook voor zorgen dat vermogenden veel meer in private markten gaan investeren. Het enige rechtvaardige van de nieuwe heffing op vermogen is dat alle kosten voortaan aftrekbaar zijn, het gaat immers om het nettorendement. Dat betekent dat uw vermogensbeheerder voortaan deels door de fiscus wordt betaald.
Han Dieperink