In februari 2011 zit ik in Londen om een tafel met mensen van Aladdin, een systeem van Blackrock Solutions waarop portefeuillerisico’s worden gemanaged. Het was middenin de Arabische Lente die zich als een lopend vuurtje over de Maghreb verspreidde. In Libië werd een verhitte strijd gevoerd tussen kolonel Kadhafi en de opstandelingen. Mijn vraag was of Aladdin ook de blootstelling van een portefeuille kon laten zien aan Libië, wetende dat vooral Italiaanse bedrijven in deze voormalige kolonie posities zouden moeten hebben. Helaas moest Aladdin het antwoord schuldig blijven. Bedrijven bleken vaak niet bereid op zulk detailniveau inzicht te willen geven in de omzet.
In maart 2012 introduceerde MSCI de Economic Exposure Indices. De regionale verdeling van deze indices is niet gebaseerd op het land van vestiging of het land van notering. In deze indices wordt de omzet van elk bedrijf verdeeld over de regio’s waar die omzet is behaald. Nog geen oplossing voor het Libië-vraagstuk, maar wel nuttige informatie over de grote verschillen tussen de plaats van notering en de onderliggende economische exposure van bedrijven in deze geglobaliseerde wereld. Ik weet dat dit een pleonasme is, maar de wereld is in economisch en financieel opzicht de laatste jaren zover geïntegreerd dat iedereen meteen weet wat met de uitdrukking ‘geglobaliseerde wereld’ wordt bedoeld.
Het gewicht van Azië en de opkomende markten is volgens de MSCI economic exposure index veel zwaarder dan op volgens de traditionele regionale verdeling. Volgens de traditionele verdeling bestaat de MSCI All Countries World nu voor 60 procent uit Noord-Amerika, maar op basis van de onderliggende omzet bestaat de wereld voor meer dan de helft uit Azië en opkomende markten. Het is niet zo vreemd dat de gewichten meer vergelijkbaar zijn met indices die zijn gewogen op basis van BBP.
Deze verdeling vormt op dit moment een aantrekkelijke combinatie. Aan de ene kant wegen aandelenmarkten van landen met een goede corporate governance relatief zwaar, maar profiteren deze bedrijven van de hogere groei in Azië en opkomende markten. Veel meer dan op basis van de traditionele regionale indeling mocht worden verwacht. Nieuw is dat vooral westerse bedrijven profiteren van de forse liquiditeitsinjecties door centrale banken en overheden. Ze kunnen goedkoper lenen en de lage rente biedt ruimte voor hogere waarderingen. Ook drukt het monetaire beleid de waarde van westerse valuta, terwijl een groot deel van de opbrengsten komen uit landen die op termijn een veel sterkere munt verdienen.
Indien de euro zelf slachtoffer zou worden van de huidige diepe recessie, is het goed om te weten dat ook veel Europese bedrijven een belangrijk deel van de omzet realiseren in Azië en opkomende markten. Dat vooruitzicht is zelfs zo aantrekkelijk dat het een tactische overweging zou kunnen zijn om alleen nog maar Europese bedrijven te kopen die hun omzet grotendeels in Azië en opkomende landen behalen. In de AEX gaat het dan om bedrijven als ASML, Prosus, ASMI, Unilever en Royal Dutch Shell.
Een verdeling op basis van de onderliggende omzet laat ook het belang zien van Azië en opkomende markten voor de wereldeconomie. In de komende tien jaar zal wereldwijd de consumptie verdubbelen en circa 90 procent van die groei komt voor rekening van de Aziatische landen. Als nu al meer dan de helft van de omzet van bedrijven uit die markten komt, dan is de bijdrage aan de totale omzet- en winstgroei veel groter. Dan heeft het niet zo veel zin om een koppeling te leggen tussen economische groeiverwachtingen van een regio en het tactische gewicht van die regio in portefeuille. Kies dan liever voor de regio of het land met de grootste blootstelling naar Azië en de opkomende markten.
Photo by Brett Zeck on Unsplash