De grote verrassing van 2021
De grootste verrassing op de financiële markten in 2021 was het scherpe contrast tussen de oplopende inflatie en de laag blijvende rente. In de Verenigde Staten is de inflatie opgelopen tot 6,8 procent, maar desondanks blijft de tienjaarsrente steken op 1,4 procent. Dat terwijl iedereen erop rekende dat die rente terug zou keren naar de pre-corona bandbreedte van 2 tot 3 procent. De rente op de dertigjarige staatslening in de Verenigde Staten begon pre-corona altijd minimaal met een twee en staat nu op 1,8 procent. Die ontwikkeling lijkt niet logisch en obligatiebeleggers krijgen dan ook al snel het verwijt van irrationeel gedrag. Een staatsobligatie moet immers minimaal het koopkrachtverlies gedurende de looptijd compenseren. Gelet op het immense gat tussen de inflatie en de rente is dat niet het geval.
Ook de belofte van de Amerikaanse centrale bank dat de beleidsrente volgend jaar drie keer wordt verhoogd, lijkt de rente op Amerikaanse staatsobligaties niet te raken. Nu krijgt diezelfde centrale bank, als grootste koper op de obligatiemarkt, het verwijt deze markt te manipuleren. De ontwikkeling van de rente is essentieel voor de ontwikkeling op de aandelenmarkt. Dankzij de lage rente is de risicopremie op aandelen hoog. Als die rente laag blijft, dan kan de aandelenmarkt in 2022 eenvoudig verder stijgen.
Rente blijft nog langer laag
Er wordt wel eens gesteld dat de obligatiemarkt slimmer is dan de aandelenmarkt. Het feit dat de rente op de kapitaalmarkten daalt op het moment dat de centrale bank de beleidsrente gaat verhogen, zou er dan op wijzen dat die renteverhogingen voldoende zijn om de economische groei om te buigen. Uiteindelijk volgt er dan een recessie, die dan correct zou zijn voorspeld door de obligatiemarkt. Maar een recessie betekent slecht nieuws voor de aandelenmarkt, die toch dicht bij het hoogtepunt staat. Het is onwaarschijnlijk dat de geplande renteverhogingen vanaf het nulpunt de economie gaan remmen.
De reden dat de rente zo laag is, komt vooral doordat het overgrote deel van de kopers op de obligatiemarkt zich niets aantrekt van de rente. De grootste koper is de centrale bank zelf. Die stopt weliswaar met nieuwe aankopen, maar de biljoenen die op de balans staan moet bij iedere vrijval weer worden herbelegd, ongeacht de hoogte van de rente. Verder zijn er verschillende instellingen zoals verzekeraars, banken en pensioenfondsen die obligaties moeten kopen uit hoofde van wet- en regelgeving of omdat ze daarmee verplichtingen in de verre toekomst moeten afdekken. Ook die zijn niet geïnteresseerd in de rente, al zorgt een dalende rente wel voor stijgende verplichtingen met als resultaat dat ze nog meer obligaties moeten kopen.
Ook veel particuliere beleggers worden min of meer gedwongen om in obligaties te beleggen. Wie niet de risico’s wil accepteren die nu eenmaal horen bij het beleggen in aandelen, krijgt al snel een allocatie naar obligaties. Niet voor het rendement, maar om het risico te verlagen. Dat terwijl een groot deel van de nieuwe beleggers oud-spaarders zijn, die accepteren van nature niet de risico’s die bij aandelen horen. Al deze kopers bij elkaar kopen obligaties niet voor het rendement, maar omdat het moet. Ze zullen er ook volgend jaar voor zorgen dat de rente laag blijft, veel lager dan de inflatie. Dat is opnieuw slecht nieuws voor spaarders en beleggers in obligaties, maar bijzonder goed nieuws voor aandelenbeleggers.
Conclusie
Het is normaal dat beleggers zich zorgen maken over kopen op de top. Dankzij de spectaculaire stijging van de aandelenmarkten sinds maart 2020 zijn die zorgen wellicht groter dan voorheen. Allereerst moet een stijgende aandelenmarkt altijd een muur van angst beklimmen. Als iedereen al enthousiast is over aandelen, stopt de beurs met stijgen. Dankzij de stijgende winsten is de beurs in 2021 goedkoper geworden. Mogelijk dat een rentedaling in 2022 ervoor zal zorgen dat de beurs duurder wordt. Er is voldoende opwaarts potentieel.