Het leven in Japan verloopt normaal, ondanks het Coronavirus. Grote bijeenkomsten zijn weliswaar afgelast en scholen zijn gesloten, maar er wordt gewoon gewerkt. Handen schudden deden de Japanners toch al niet. Ondanks de afwezige vuilnisbakken zijn de straten schoon. Handen wassen was altijd al een vast ritueel. Eigenlijk is Japan nu al het schoolvoorbeeld van de anderhalf-meter-economie. Tegelijk is Japan het land is met de oudste bevolking ter wereld, waar veel wordt gerookt en iedereen in de metro dicht op elkaar staat. De laatste dagen zijn er meer gevallen in steden als Tokio, Osaka en vijf regio’s. Daar zijn nu aanvullende maatregelen genomen. Zo is iedereen verplicht om een masker te dragen, iets wat de Japanners toch al deden als ze ziek werden. Gelukkig is in Japan de discipline hoog, iedereen zal zich aan de maatregelen houden.
Japanse bedrijven merken de crisis in de export. De kans dat een Japans bedrijf omvalt, wordt genationaliseerd of stopt met het betalen van dividenden is bijzonder klein. Japanse bedrijven hebben namelijk niet zo veel schuld. Sterker nog, er is sprake van een netto kaspositie. Net als de kaspositie van Warren Buffett en de grote hoeveelheid dry powder bij private equity, zijn Japanse bedrijven opeens koplopers in de strategie om het Coronavirus te overleven.
In de Verenigde Staten zorgde de lage rente er voor dat bedrijven de afgelopen jaren massaal eigen aandelen inkochten, maar niet in Japan. Terwijl daar de rente al veel langer laag is. Deels is dat cultureel bepaald. Bij een Japans bedrijf draait het om meer dan de aandeelhouder. Veel werknemers hebben een baan voor het leven bij hetzelfde bedrijf. Het begrip stakeholder lijkt in Japan uitgevonden. Ook hebben Japanners geleerd dat het goed is om een grote kaspositie aan te houden tijdens de lange deflatieperiode. Zo’n grote kaspositie drukt de winst per aandeel, maar zorgt tegelijkertijd voor meer stabiliteit.
Die stabiliteit zou zich moeten vertalen in een hogere waardering, maar Japan blijft één van de laagste gewaardeerde ontwikkelde markten. Een aantrekkelijke markt voor value-beleggers. De marktkapitalisatie van de Amerikaanse S&P 500 is $ 18,8 biljoen terwijl de materiële vaste activa in totaal slechts $ 880 miljard waard is. In de Verenigde Staten is er vooral veel ongrijpbaar immaterieel actief. De marktkapitalisatie van de Topix 500 is $ 3,6 biljoen en het materieel actief – waarvan dus een groot deel cash - is maar liefst $ 2,6 biljoen, dus ruim twee keer zoveel als in de Verenigde Staten. Dat terwijl de Japanse beurs 5 keer minder waard is.
De Japanse beurs wordt wel gezien als warrant op de wereldeconomie. De vaste kosten van Japanse bedrijven zijn hoog, maar daardoor draagt elke extra omzet al snel bij aan de winst. Als de wereldeconomie aantrekt, profiteert Japan bovengemiddeld. Gelukkig is China tegenwoordig het belangrijkste exportland voor Japan.
Wij worden allemaal zoals Japan We geven geen handen meet, ook hier is buigen een prima alternatief. De virusuitbraak zorgt voor schonere lucht, wat de vraag oproept of dit zo zou kunnen blijven. We krijgen dezelfde aandacht voor onze omgeving als de Japanners. Bij reddingsoperaties wordt steeds meer nadruk gelegd op werknemers en andere stakeholders. Zelfs de centrale banken proberen met hun opkoopbeleid de Japanse centrale bank voorbij te streven.
Beleggers hebben Japan jarenlang kunnen negeren. Gedurende de twee verloren decennia bleven Japanse aandelen structureel achter bij de wereldindex. Dat is niet langer het geval, maar desondanks zitten veel portefeuilles nog steeds onderwogen Japan. Startpunt van een goede belegging is een aantrekkelijke waardering. Japanse bedrijven kunnen deze bear-markt overleven en hebben daarna voldoende herstelpotentieel om te profiteren van de hoge Aziatische groei.
Photo by Han Dieperink, Tokyo, Hamarikyu gardens