Metalen spelen een centrale rol in de energietransitie, maar in het licht van de Russische inval in de Oekraïne en de verstoringen in toeleveringsketens wereldwijd dreigen er acute tekorten, vooral in Europa. De Europese Unie wil namelijk zo snel mogelijk overstappen van fossiele brandstoffen naar schone energie. Maar elektrische voertuigen, batterijen, zonnecellen, windturbines en de apparatuur om groene waterstof te produceren verbruiken veel meer metaal dan conventionele energie. Daarbovenop komt nog de veel zwaardere infrastructuur om al die elektriciteit en waterstof te vervoeren.
Volgens het Internationaal Energie Agentschap (IEA) is er twee keer zo veel metaal vereist in 2050 om de energietransitie mogelijk te maken. Het gaat dan onder ander metalen die in grote volumes worden geproduceerd zoals aluminium en koper, maar groene energie vereist ook metalen als lithium, kobalt en zeldzame aardmetalen. Het goede nieuws is dat wanneer de metalen eenmaal uit de grond zijn gehaald ze daarna volledig circulair kunnen worden hergebruikt. Het slechte nieuws voor de energietransitie is dat het aanbod voorlopig niet de vraag aankan. Want waar de vraag naar koper en aluminium alleen al vanwege de energietransitie met 40 tot 50 procent zal zijn gestegen in 2050, zal de vraag naar kobalt verviervoudigen. De vraag naar lithium gaat zelfs 21 keer over de kop volgens de IEA. En dat is alleen voor de energietransitie. Normaal gesproken stijgt de vraag naar metalen elk jaar en de stijgende consumptie vanuit opkomende landen is op zichzelf al voldoende om in tien jaar tijd de vraag naar veel grondstoffen (waaronder deze metalen) te doen verdubbelen. Zoveel metaal wordt simpelweg niet gewonnen. Prijzen kunnen maar één kant op en dat is omhoog.
In theorie worden de meeste van deze metalen na 2040 verkregen uit recycling, maar het is nog niet zo dat Europa dan kan zonder gemijnde metalen dat uit de grond. Op dit moment komt bijvoorbeeld wel tussen de 40 en de 55 procent van het gebruikte aluminium, koper en zink in Europa uit recycling, maar voor veel andere metalen is dat lastiger. De uitdaging zit de komende twintig jaar vooral in metalen die worden gebruikt voor batterijen. Veel van die metalen worden niet primair in Europa gewonnen. Men is afhankelijk van gebieden als Zuid-Amerika, Afrika en Noord-Amerika. Meer dan de helft van alle lithium in de wereld komt nu uit Zuid-Amerika en de Chinezen zetten daar grote stappen om verzekerd te zijn van voldoende lithium. Chinese mijnbouwmaatschappijen worden ook volledig gesteund door de Chinese overheid. Westerse mijnbouwbedrijven hebben het lastiger, enerzijds door de toenemende maatregelen om de milieubelasting te beperken en anderzijds doordat ook voor mijnbouwbedrijven steeds lastiger is om financiering te krijgen omdat ze niet voldoen aan de duurzame eisen die aan alle bedrijven worden gesteld. Het gevolg is dat veel metalen steeds lastiger te verkrijgen zijn, waardoor prijzen stijgen. De prijzen voor lithium zijn meer dan verviervoudigd. Een fabriek om lithiumbatterijen te maken kan binnen twee jaar worden gerealiseerd, een mijnbouwproject op het gebied van lithium produceert pas na een jaar of tien voor het eerst lithium.
Het resultaat is dat de prijzen van elektrische auto’s nu sterker stijgen dan de prijzen van fossiel aangedreven auto’s. Die prijsvorming wordt nu nog verstoord door het tekort aan semiconductors, waardoor autoproducenten de nadruk leggen op de duurdere modellen vanwege de hogere marges die daar kunnen worden gerealiseerd. In een elektrische auto is de batterij veruit het duurste onderdeel. In de afgelopen tien is die batterij door schaalvoordelen voortdurend goedkoper geworden, sinds 2012 zijn de gemiddelde kosten van een batterij maar liefst met 80 procent gedaald. Die goedkopere batterijen gingen juist in steeds duurdere elektrische modellen, goed voor de winstmarges. Maar voor de energietransitie moeten er ook kleinere betaalbare auto’s komen, dat wordt lastig wanneer batterijen duurder worden. Bovendien krijgen veel elektrische auto’s steeds grotere batterijen zodat ze op één opgeladen batterij een groter bereik hebben. Op dit moment zijn er nog altijd wachtlijsten voor de duurdere modellen, er is geen prikkel om goedkopere auto’s te maken.
Mijnbouwbedrijven worden gezien als bedrijven die zeer gevoelig zijn voor de economische ontwikkeling. Met in verschillende delen van de wereld een mogelijke recessie op komst, lijkt dit niet het moment om mijnbouwbedrijven te kopen. Om een mijn te starten is veel geld nodig en door de combinatie van hoge vaste lasten en wisselende afzetprijzen kan de concurrentie ervoor zorgen dat er niet zo veel wordt verdiend. Traditioneel verdienen deze bedrijven jarenlangs nauwelijks of ze maken zelfs verliezen, omdat daarna al het gemiste rendement in één jaar terug te verdienen. In de afgelopen decennia is er echter sprake van behoorlijke concentratie in de mijnbouw waardoor nu vier bedrijven (Glencore, Broken Hill, Rio Tinto en Vale de Rio Doce) gecombineerd een marktaandeel hebben van meer dn 70 procent. Dan is er sprake van een oligopolie en dat is een marktvorm die in theorie zeer lucratief is, ook voor beleggers. Met die concentratie is er ook een grotere investeringsdiscipline, de grote investeringsgolf moet nog komen. Bovendien zit het tij voor deze bedrijven nu mee, want value is in en groei is uit. Ook zullen deze aandelen profiteren van beleggers die zich willen beschermen tegen de hardnekkige inflatie.