De val van de olieprijs aan het begin van de Coronacrisis haalde de krantenkoppen, maar het snelle herstel krijgt veel minder aandacht. Slecht nieuws verkoopt nu eenmaal beter dan goed nieuws. Niet eerder in de geschiedenis steeg de olieprijs in één maand zo sterk. Daarmee is een groot deel van de verliezen in maart en april goedgemaakt.
Vandaag komt de OPEC bijeen. In april verlaagde OPEC de productie met 9,7 miljoen vaten per dag, gelijk aan ongeveer 10 procent van de wereldwijde productie. Niet dat iedereen binnen OPEC zich heeft gehouden aan die afspraak, maar het lijkt er op dat OPEC inclusief Rusland en de Verenigde Staten deze productieverlaging wil verlengen tot september.
Eerder deze week kwamen de American Petroleum Institute (API) en de Energy Information Administration (EIA) met berichten dat deze week de olievoorraden zijn afgenomen in plaats van opgelopen. Het verschil ten opzichte van wat werd verwacht is zo’n 3,5 miljoen vaten bij API en 5 miljoen vaten bij EIA. De voorraden in Cushing (Oklahoma) daalden met 2,2 miljoen vaten. Een maand geleden was de olieprijs (WTI) nog negatief, onder andere omdat er geen ruimte meer was in Cushing om olie om te slaan. De Amerikaanse oliefutures vereisen bij expiratie fysieke levering in Cushing, in tegenstelling tot de Brent-future waar contant wordt afgerekend. De dalende voorraden zijn een gevolg van minder aanbod en meer vraag. Het aanbod is gedaald als gevolg van de extreem lage olieprijs. De vraag is gestegen doordat de Amerikaanse economie opengaat.
Er wordt wellicht nog niet zo veel gevlogen, maar des te meer gereden. Slechts 8 procent van de fossiele brandstoffen wordt gebruikt voor vervoer door de lucht, meer dan 50 procent gaat naar het transport over de weg. Nu het vliegtuig wordt ingeruild voor de roadtrip, gaat per saldo het verbruik van fossiele brandstoffen omhoog. Het Memorial Day-weekeinde (25 mei) markeert de start van het ‘driving season’, niet alleen voor vakantie, maar ook voor familiebezoek heeft de auto nu de voorkeur boven het vliegtuig. Een vergelijkbaar fenomeen zien we ook in de rest van de wereld, bijvoorbeeld in Azië. In verband met de Coronamaatregelen gaan werknemers daar liever met de auto naar het werk dan met het openbaar vervoer. De Chinese vraag naar olie ligt inmiddels op 90 procent van het niveau van voor de crisis, een opmerkelijk krachtig herstel. De files rondom Peking zijn weer even lang als voor de crisis.
Het snelle herstel van de olieprijs is slecht nieuws voor de klimaatactivisten. Die hadden gehoopt dat de Coronacrisis een kantelpunt zou zijn voor het gebruik van fossiele brandstoffen. Ondanks de scherpe daling van de olieprijs zijn daarom de aandelen op het gebied van alternatieve energie gestegen. Dat terwijl aandelen op het gebied van fossiele brandstoffen dit jaar fors zijn gedaald.
In de komende twintig jaar groeit de wereldeconomie met 2 miljard mensen, een toename van 25 procent. In diezelfde twintig jaar zal de stedelijke bevolking met 50 procent toenemen. Dat betekent een nog snellere groei van de middenklasse. Daardoor zal in de komende tien jaar de wereldwijde consumptie verdubbelen, 90 procent komt voor rekening van Azië. Een stijgende levensstandaard betekent een sterk toenemend energieverbruik. De middenklasse gebruik exponentieel meer energie voor onder andere verlichting, huishoudelijke apparaten, digitale diensten en transport. Allemaal producten waar ook weer energie nodig is om die te produceren, te vervoeren of te laten functioneren. Producten die vaak ook nog eens geheel of gedeeltelijk zijn gemaakt van fossiele brandstoffen. Voor de crisis was de impact van alternatieve energie niet zichtbaar, getuige het recordverbruik van meer dan 100 miljoen vaten olie per dag. Het lijkt er op dat dit record de komende jaren gaat sneuvelen, vreemd dat energie-aandelen nog niet zijn hersteld.