',,Wwraaauugh!". Dat is de Kracht van de Postbank!'. De reclamespotjes waarin Howard, een blauwe leeuw voor het Robeco-gebouw ‘Robeco te koop’ roept, worden regelmatig vertoond op tv. Het spotje is opmerkelijk. Voor beleggingsfondsen wordt niet vaak reclame gemaakt op de tv, laat staan dat Robeco-coryfee Van Duijn zijn opwachting maakt in de reclameboodschap van een andere concurrerende instelling. De trend dat grootbanken ook fondsen van andere instellingen in hun aanbod opnemen, valt samen te vatten onder het begrip ‘open architectuur’. Maar hoe open en vernieuwend is ‘open architectuur’ nu werkelijk?
‘Open architectuur; in de fondsenindustrie houdt in dat naast de huisfondsen ook beleggingsfondsen van derden worden aangeboden. ING, waarvan de postbank een onderdeel is, staat niet alleen. Na de komst van Morningstar.nl lijkt alles in een stroomversnelling te zijn geraakt. Zo is fundix.nl, ook een onderdeel van ING, een website die zich toelegt op het vergelijken en verhandelen van Nederlandse en internationale beleggingsfondsen. ABN Amro biedt al anderhalf jaar fondsen van derden aan, SNS heeft SNSfundcoach en binnen de Fortis-groep is MeesPierson het verst gevorderd met betrekking tot het aanbieden van fondsen van derden. In Europa loopt de introductie van ‘open architectuur’ op verschillende snelheden waarbij Nederland met de verkoop van de fondsen van derden wel achterloopt op de meeste andere landen. Ongeveer 8% van de in Europa verhandelde fondsen komen van buiten de verkopende bank. In Duitsland is men al tamelijk ver en in het bijzonder Deutsche Bank en Commerzbank hebben al tot op het niveau van de bankkantoren een ‘open architectuur’ doorgevoerd. Zij bieden echter niet alle beschikbare fondsen, maar enkel die van enkele ‘gerenommeerde’ partners aan. Het percentage verkochte fondsen schommelt er tussen de 15% en de 20% van het totaal. Deutsche Bank steekt het overigens niet onder stoelen of banken dat sinds de invoering de activa van de bank een flinke injectie heeft gekregen. Frankrijk, Italië en Zwitserland volgen met 10 tot 15%. De Benelux en Spanje zijn het minst gevorderd.
Het begrip ‘open architectuur’ is vooral bekend bij de ontwikkeling van software. ‘Open architecture software’ maakt gebruik van een open platform waarop verschillende softwarepakketten moeiteloos met elkaar kunnen communiceren. Men zit daarbij niet vast aan een bepaalde aanbieder, maar kan moeiteloos overschakelen naar een andere aanbieder. Dit vergroot de flexibiliteit. Vooral de komst en het gebruik van internet heeft de ontwikkeling van dergelijke open systemen in een stroomversnelling gebracht. Ook binnen de financiële wereld is het internet een aanjager van open systemen. Informatie van meerdere aanbieders is veel eenvoudiger dan voorheen met een druk op de knop op te roepen en onderling te vergelijken. Bij beleggingsfondsen spelen de voor iedereen beschikbare websites van Morningstar en S&P Fundresearch een sterk stimulerende rol. ‘Open architectuur’ kan ook een antwoord bieden op het overaanbod van Europese fondsen, indien de broodnodige consolidatie uitblijft. In de VS is er dubbel zoveel belegd in fondsen als in Europa, terwijl Europa driemaal meer fondsen telt. België spant de kroon met 24 fondsen per 100.000 inwoners, in Frankrijk is dit 23 en in Duitsland 11. Het is niet verwonderlijk dat de klant door de bomen het bos niet meer ziet. De cijfers steken schril af tegen de drie fondsen per 100.000 inwoners in de VS. Open architectuur kan verder voor lagere kosten zorgen bij de divisie ‘asset management’. In de VS waar ‘open architectuur’ al jaren aanwezig is, daalden de distributiekosten met zo’n 60% tot 70% dankzij schaalvoordelen en de toegenomen druk van de concurrentie.
In dat opzicht hebben de Nederlandse grootbanken nog een lange weg te gaan. ABN Amro heeft Fidelity als enige buitenlandse beheerder in de schappen liggen. Bij Postbank ligt Fidelity naast de Amerikaanse zakenbanken Morgan Stanley, J.P. Morgan en Merrill Lynch en de Britse bank HSBC. Het zijn voornamelijk Amerikaanse vermogensbeheerders die bij Postbank en ABN Amro over de vloer komen. Typische Europese namen ontbreken. De huidige situatie met het beperkte aanbod van gerenommeerde namen lijkt meer op een marketingstunt waarbij andere banken niet bij kunnen achterblijven. Vaak is het gericht om het eigen merk verder uit te bouwen of om hiaten in het fondsenaanbod op te vullen. Het is ook niet in de eerste plaats de cliënt die om deze stap heeft gevraagd, al zal hij die stap in veel gevallen wel toejuichen. Maar een belegger heeft geen ‘open architectuur’ nodig om een fonds van Fidelity te kopen dat gewoon aan de beurs van New York staat genoteerd.
Gaan de banken met de acceptatie van ‘open architectuur’ ook echt leveren waar de klant om vraagt? Is er werkelijk behoefte aan weer een nieuw wereldwijd beleggend fonds? Natuurlijk zijn meerdere keuzemogelijkheden altijd te prefereren boven gedwongen winkelnering, maar wellicht heeft de klant meer behoefte aan beleggingsproducten die bijvoorbeeld instandhouding van het vermogen voorop stellen of fondsen die het risico in de portefeuille verlagen. De klant wil uiteindelijk een oplossing voor zijn financiële vraagstukken om zijn doelen te bereiken. Het vertrekpunt is nooit het verkopen van een product. Het gaat er om hoe dat product past in de doelstellingen van de klant of kan helpen om een of meerdere van zijn doelen te bereiken. Het is maar de vraag of dit het uitgangspunt is geweest van veel Europese banken om te kiezen voor een eerste stap op het gebied van open architectuur. Een dergelijke holistische benadering van de klant wordt bovendien gefrustreerd als de bank zelf belang heeft bij het zoveel mogelijk verkopen van de eigen huisfondsen. ‘Open architectuur’ is dan ook niet het kernbegrip bij een optimale bediening van de klant. De nadruk moet veel meer worden gelegd op een onafhankelijke positie van de advisering aan vermogende particulieren binnen het bankbedrijf. Daarom zijn juist onafhankelijke vermogensbeheerders ook zo succesvol in de VS na de invoering van wat nu ‘open architectuur’ is gaan heten. Door hun directe afhankelijkheid van die klant moesten ze leveren waar de klant om vroeg. In het verleden werd in de VS ongeveer 80% van fondsen via de bank verkocht, nu is dat slechts 30%. De rest wordt verkocht door veelal onafhankelijke aanbieders die gebruik maken van onder andere de mogelijkheden die internet biedt. Ook hier in Europa zien we dat banken met onafhankelijke positionering meer succes hebben dan met een dienstverleningsconcept waar andere belangen een rol spelen en waar de focus op de klant naar de achtergrond verdwijnt. Veel banken houden daarom op het gebied van deze vorm van dienstverlening aan vermogende particulieren een onafhankelijke organisatie in stand.
Die onafhankelijkheid is niet alleen van belang bij de keuze van beleggingsfondsen. Een portefeuille kan ook worden ingevuld met individuele aandelen, indextrackers en gestructureerde producten waaronder garantieproducten. Bovendien zijn er met de ontwikkeling van de financiële markten tal van nieuwe producten ontstaan zoals bijvoorbeeld CDO’s en andere vastrentende alternatieven. Moeten die producten wel allemaal binnen de bank worden ontwikkeld, nog afgezien van de vraag of de bank daartoe in staat is. Ook hier is onafhankelijkheid van belang. Als de advisering over individuele aandelen gebaseerd is op eigen research die ook ingezet wordt bij het binnenhalen van belangrijke deals op het gebied van financieringen of nieuwe emissies bestaat het gevaar dat de belangen van de analist niet parallel lopen met de belangen van de beleggende klant. Dat hier ongelukken mee kunnen gebeuren hebben we bij het uit elkaar spatten van de internetzeepbel wel gezien. En als we kijken naar gestructureerde producten is het maar de vraag of het beste product alleen maar binnen de organisatie kan worden ontwikkeld. Gedwongen winkelnering zal hier kunnen leiden tot minder innovatie en juist dat is van een onafhankelijke vermogensadviseur een van de belangrijkste eigenschappen om de concurrentie voor te blijven.
Schretlen & Co is onderdeel van de Rabobank, maar onafhankelijk voor wat betreft haar keuzes op het gebied van het beleggingsbeleid. Wij maken gebruik van research van brokers en van onafhankelijke research buiten de groep. Op het gebied van beleggingsfondsen leggen wij ons geen beperkingen op. In principe doen we met iedereen zaken, mits ze maar voldoen aan de kwaliteitscriteria die wij stellen. Belangrijker is dat het vertrekpunt niet de fondsenaanbieder is. De keuze voor een bepaald beleggingsfonds komt voort uit de toegevoegde waarde van een dergelijk fonds in de portefeuille. Zo kan het zijn dat de fondsmanager specifieke kennis heeft, bijvoorbeeld op het gebied van biotechnologie of mijnbouwfondsen. Verder is het mogelijk dat een bepaald segment van de markt vraagt om een breed gespreide liquide belegging zoals die bijvoorbeeld met indextrackers kan worden bereikt. Op het gebied van gestructureerde producten zijn er vele aanbieders met elk hun eigen specialisatie. Dat wil niet zeggen dat wij de Rabobank daarbij uitsluiten. Met name op het gebied van vastrentende en garantieproducten maken wij dankbaar gebruik van de AAA-rating die de Rabobank als geen ander kan bieden. Maar we schromen niet om ook fondsen of producten van banken als J.P. Morgan, Deutsche Bank of Merrill Lynch op te nemen. Wellicht zijn wij daarmee al vergevorderd op het gebied van ‘open architectuur’, maar dat zijn we dan al jaren. Belangrijker is dat u van ons een onafhankelijk advies mag verwachten als het gaat om het oplossen van financiële vraagstukken.