Dit jaar verschijnen er met enige regelmaat berichten dat pensioenfondsen er steeds beter voor komen te staan. Daardoor lijkt een verhoging van het pensioen voor veel mensen dichterbij te komen. De realiteit is anders. De kans is groot dat dit jaar het slechtste jaar is voor de pensioenen sinds de Grote Financiële Crisis. Door de hoge inflatie daalt de koopkracht en nu de stijgende rentes ook de financiële markten raken, wordt de pensioenpot snel kleiner.
Het feit dat pensioenfondsen optimistisch zijn, is gebaseerd op de dekkingsgraad. Dat is de relatie tussen het totaal ingebrachte vermogen van een pensioenfonds en de pensioenverplichtingen. Dat is wat er in totaal aan pensioenen moet worden betaald. Omdat die verplichtingen zich over vele jaren uitstrekken wordt de contante waarde van die verplichtingen berekend met de rente van dat moment. Als de rente extreem laag is, zijn de verplichtingen hoog. Bij een negatieve rente moet er zelfs meer vermogen in kas zijn dan er aan verplichtingen uitstaan. Door de stijgende rente nemen de verplichtingen tot op heden sneller af dan het vermogen daalt. De verplichtingen lopen zo lang dat de gemiddelde duration (rentegevoeligheid) al snel op 20 jaar staat. Een 20-jarige Amerikaanse staatslening is dit jaar met meer dan 20 procent gedaald. In Nederland is de 20-jaars rente sterker gestegen dan in de Verenigde Staten en bovendien vanaf een veel lager niveau, daar is het verlies meer dan 25 procent.
Voor de pensioenverplichtingen is deze rentestijging gunstig, want die dalen met zo’n kwart. Maar de rentestijging heeft ook invloed op het vermogen. Zowel aandelen als obligaties staan dit jaar meer dan 10 procent in de min. Daar komt nog bij dat veel pensioenfondsen het ook nodig vinden om aandelenrendementen deels of geheel af te dekken naar euro. Dat lijkt te zorgen voor meer zekerheid, maar is feitelijk een verliesversneller bij dalende markten. De Amerikaanse dollar heeft als reservemunt immers de neiging om sterker te worden in onrustige tijden. Dit keer wordt de onrust mede veroorzaakt door renteverhogingen van de Fed en daardoor is de dollar versus de euro dit jaar al met 7 procent gestegen. Wie de dollar afdekt profiteert daar niet van, met als gevolg nog grotere verliezen op de portefeuille.
Verder wordt het rendement op de pensioenportefeuille dit jaar ook geraakt door het duurzame beleggingsbeleid. Daarin is meestal geen of zeer beperkt plek voor oliebedrijven. Mede door toedoen van die pensioenfondsen hadden veel van de oliebedrijven de afgelopen jaren moeite om aan kapitaal te komen. Daardoor is er onvoldoende geïnvesteerd in nieuwe capaciteit en omdat er vele jaren zitten tussen een investeringsbeslissing en de uiteindelijke productie kan de olieprijs nog verder stijgen. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de oliesector de best presterende sector is. Het gevolg is dat een duurzame pensioenportefeuille dit jaar meerdere procenten slechter presteert dan een gewone portefeuille. De pensioengerechtigden zijn ondertussen voor hun koopkracht gewoon afhankelijk van de fossiele brandstoffen. Er worden per dag nog altijd zo’n 100 miljoen vaten per dag verbrand.
Nu was de gemiddelde inflatie tussen 2010 en 2020 1,7 procent. Veel pensioenen zijn in die tijd niet of nauwelijks geïndexeerd, maar de lage inflatie zorgde ervoor dat de koopkrachtverliezen per jaar beperkt bleven. Een koopkrachtverlies van meer dan 3 procent zat er niet in. Over de eerste vijf maanden van dit jaar is de gemiddelde inflatie 8,1 procent. Het lijkt er niet op dat de inflatie in Europa al heeft gepiekt, al hangt dit wel sterk samen met de import van Russische energie. Ondanks die opgelopen inflatie hanteert de ECB nog altijd een negatieve rente, maar binnenkort gaat de rente ook hier omhoog.
Het nadeel van een omgeving met hogere inflatie is dat financiële activa dan meestal lager worden gewaardeerd. Nu hebben we dat dankzij een lange periode van disinflatie de afgelopen decennia niet meer meegemaakt, maar als inflatie inderdaad veel hardnekkiger is dan centrale bankiers denken, moet de rente verder omhoog. De kans is dan groot dat het belegde vermogen harder gaat zakken dan de verplichtingen. In het tijdperk van onconventioneel monetair beleid zijn waarderingen van verschillende beleggingscategorieën sterk gestegen en in historisch perspectief is er daardoor nog voldoende neerwaarts potentieel.
Door de hoge inflatie staat het consumentenvertrouwen onder druk. In de Verenigde Staten is het consumentenvertrouwen zelfs gedaald tot het laagste niveau sinds men in 1952 begonnen is met meten. Veel pensioengerechtigden lijken er nu op te rekenen dat ze er binnenkort meer pensioen bij krijgen, maar de kans is groot dat dit een illusie zal blijken te zijn. Daarmee kan ook hier het consumentenvertrouwen verder omlaag.
Pensioenfondsen beleggen voor ongeveer 60 procent in obligaties en voor het overige deel in zakelijke waarden. Er is gedurende een periode van negatieve rentes regelmatig voor gepleit om afscheid te nemen van die veel te dure obligaties. De grotere pensioenfondsen hadden zelfs meer dan 100 miljoen aan obligaties met een negatieve rente op hun balans staan. Helaas is daar niets mee gedaan, het keurslijf van de regels en het carrièrerisico van de directie was simpelweg te groot. Nu wordt er volop gediscussieerd om een greep in de pensioenkas te doen om de overheidsbegroting op orde te krijgen. Dat is een vreemde discussie want dat pensioengeld is niet van de overheid, maar van de participanten. Het enige wat de overheid kan doen is de belastinglatentie uit de pensioenen halen. Het ideale moment daarvoor was in een periode van negatieve rentes en torenhoge koersen, maar nog altijd is die belastinglatentie groter dan de totale staatsschuld. Als dit zou worden doorgevoerd, dan hoeven pensioengerechtigden over hun pensioeninkomen geen belasting meer te betalen. De kans dat ze dat betalen is toch al niet zo groot als ze bijvoorbeeld verhuizen naar het warme Zuiden.
Op het moment dat de staatsschuld is afgelost is er ook ruimte om mijn voorstel voor het nieuwe pensioenstelsel door te voeren. Elk kind dat in Nederland wordt geboren krijgt voortaan een ton op een pensioenrekening. Door het achtste wereldwonder rent dat in 65 jaar op tot spectaculaire bedragen. Er is zelfs ruimte om andere fiscale regelingen (kinderbijslag, scholing, aftrekbaarheid hypotheekrente) af te schaffen en dat deels of geheel te financieren uit dit potje. Een overheid hoort te investeren in haar burgers en wie alle cijfers achter elkaar zet, zal zien dat dit voor de overheid een prima verdienmodel is. Voor de burger betekent dit een veel grotere financiële vrijheid, geen studieschulden of een torenhoge hypotheek meer, geen dag of meer in de week werken voor het pensioen en een uitstekend opgeleide bevolking die sterk concurrerend is op de internationale arbeidsmarkt. Helaas is dit voorstel te radicaal, maar sommige problemen vragen nu eenmaal radicale oplossingen.