Private equity is populair, maar zeker in Nederland hebben veel beleggers moeite met de hoge kosten. Kosten zijn belangrijk bij beleggen, maar naast gemaakte kosten moet er ook gekeken worden naar bespaarde kosten. Niemand zal stellen dat private equity niet goed is in het besparen van kosten. Voor elke belegger gaat het uiteindelijk om het rendement na kosten.
Kostenstructuur private equity
Een private equity fonds bestaat uit een General Partner (GP), de financiële sponsor, de manager van de portefeuille en tegelijk de eerste investeerder in het fonds. Beleggers zijn Limited Partners. De GP rekent een management fee per kwartaal of per halfjaar over het gecommitteerde kapitaal om de lopende kosten te betalen. Daarnaast is er een performance fee over de gerealiseerde winsten. Daarbij wordt vrijwel altijd een hurdle rate gehanteerd, wat betekent dat de performance fee pas ingaat vanaf een vooraf vastgelegd rendementspercentage. Meestal 8 procent, een percentage dat min of meer gelijk is aan het lange termijn rendement op aandelen. Dus pas boven dit rendement komt de performance fee in beeld. Typisch is sprake van 2 procent management fee en 20 procent performance fee.
Hogere fondskosten, lagere bedrijfskosten
De beheerder van een private equity portefeuille is per definitie veel actiever dan een beheerder van een aandelenportefeuille. Een private equity fonds is een ondernemer met veel mogelijkheden om waarde toe te voegen. De kapitaalstructuur van het bedrijf wordt aangepast, er worden kostenbesparingen doorgevoerd, de strategie van het bedrijf wordt tegen het licht gehouden, het managementteam wordt doorgelicht en er volgen mogelijk aanvullende acquisities. Dit zijn kosten die beursgenoteerde bedrijven ook maken, maar die worden niet meegenomen in de kostenbelading van een actief beleggingsfonds. De kosten van deze bedrijfsonderdelen (medewerkers, externe consultants, advocaten etc) drukken op het resultaat. Vaak zijn deze bedrijfskosten hoog vergeleken met vergelijkbare kosten binnen een private equity portefeuille, een direct gevolg van de aanwezige expertise en de routine bij de beheerders. Per saldo wordt hier geld bespaard.
Small caps met geleend geld gevaarlijk alternatief
Er is academisch onderzoek dat het private equity rendement kan worden nagebootst met een portefeuille van small-caps waar met geleend geld uiteindelijk het rendement wordt behaald dat historisch ook met private equity werd behaald. Op het eerste gezicht lijkt dit een logisch alternatief. Private equity belegt immers ook vaak in kleinere bedrijven en werkt met geleend geld. Het is gevaarlijk om dit academische advies op te volgen. Het optimaliseren van de balans van een bedrijf is wat anders dan met geleend geld aandelen kopen. Een balans optimaliseren is mogelijk wanneer er sprake is van voorspelbare kasstromen. Die kasstromen zijn er niet op de beurs. Integendeel de onderliggende aandelen zijn volatiel, zo volatiel dat de financier kan besluiten om de lening in te trekken, vaak op het moment dat de beurs op het dieptepunt staat. Weg rendement.
Het gaat om het netto rendement
Kosten zijn belangrijk voor een belegger, maar uiteindelijk gaat het om het rendement na kosten. Daarin verschilt private equity van beleggingsfondsen in beursgenoteerde aandelen. Private equity laat zien dat het waarde kan toevoegen, namelijk in de vorm van een hoger rendement dan op beursgenoteerde aandelen. Sommigen noemen dit een premie voor illiquiditeit, anderen een small cap premie. Er wordt zelfs gesteld dat private equity profiteert van de value-premie. Een vreemd verwijt gebaseerd op het gedrag van laag kopen, hoog verkopen door de beheerder. Maar genoemde premies blijken in de praktijk niet zo consistent. Wat wel consistent is, is het extra rendement door lagere kosten. Doordat de totale kosten bij elkaar lager zijn, verslaat private equity de index, iets waar veel aandelenfondsen moeite mee hebben.
Photo by Hunters Race on Unsplash