Shinzo Abe was buiten Japan vooral bekend om zijn Abenomics-beleid. Dat beleid is gebaseerd op het verhaal van Mori Motonari, een Japanse krijgsheer uit de zestiende eeuw. Die zou ieder van zijn drie zonen één pijl hebben geven met de opdracht ze te breken, wat eenvoudig lukte. Daarna gaf hij iedere zoon een bundel van drie pijlen met dezelfde opdracht, maar dat lukte niet. Het beleid van Abenomics bestaat uit drie pijlen die bij elkaar een onbreekbaar geheel vormen om daarmee Japan te verlossen van twee verloren decennia van trage economische groei en deflatie. De eerste pijl bestond uit een agressief monetair beleid, iets wat pas mogelijk werd na de komst van Haruhiko Kuroda bij de Bank of Japan. De Japanse centrale bank had al twintig jaar eerder agressiever moeten ingrijpen, maar stond daarin politiek lijnrecht tegenover de regering. De tweede pijl bestond uit een agressief fiscaal beleid, op zichzelf weinig nieuws onder de zon. Ook daarvoor probeerde de Japanse regering jarenlang de economie aan de praat te krijgen door te investeren. Vaak zorgen dergelijk overheidsinvesteringen voor een hopeloze misallocatie van kapitaal en Japan stond erom bekend om bruggen te bouwen naar eilanden waar vrijwel niemand woonde. De derde pijl had als doel het groeipotentieel van Japan te optimaliseren. Wat dat betreft was er veel mogelijk. In de typische Japanse winkelstraat zijn er nauwelijks Westerse bedrijven, een signaal dat het land erg protectionistisch is. In de bedrijfscultuur van Japan was nauwelijks aandacht voor corporate governance. Ook was de participatie van vrouwen op de arbeidsmarkt laag. Bij elkaar voldoende om met structurele hervormingen het groeipotentieel fors te verhogen.
Vaak wordt voor de oorzaak van de problemen in Japan verwezen naar de vergrijzing. Japan is het oudste land in de wereld, maar liefst 29 procent van de bevolking is 65 jaar of ouder. Er zijn 80.000 Japanners die ouder zijn dan 100 jaar. Er zijn nu 126 miljoen Japanners, in 2000 waren dat er 127 miljoen. Voorspellingen gaan uit van 108 miljoen Japanners in 2050. Nu zijn demografische voorspellingen notoir onbetrouwbaar, terwijl ze juist zo eenvoudig voorspelbaar lijken, maar dit terzijde. Belangrijker dan de omvang van de bevolking is de ontwikkeling van de beroepsbevolking. Die bereikte in 1997 een piek van 68 miljoen om tot aan de start van Abenomics in 2012 geleidelijk te dalen. Hiervoor gecorrigeerd is de Japanse economie in die periode sterker gegroeid per hoofd van de bevolking dan de Amerikaanse economie, geen slechte prestatie. Vanaf 2012 zorgen de maatregelen van Shinzo Abe dat de beroepsbevolking (met name de participatie van vrouwen) groeit (womenomics). De Japanse vergrijzing zorgt op zichzelf juist voor meer inflatie. Ook in Japan hebben mensen gespaard voor hun pensioen. Dat betekent dat er soms meer dan één dag in de week niet is geconsumeerd, maar wel is geproduceerd. Nu al die Japanners met pensioen gaan (overigens werken Japanners vaak nog tot op late leeftijd door) zorgt dat voor minder productie (aanbod) en meer consumptie (vraag) en dan kunnen prijzen alleen maar omhoog. Maar Japan mag dan wel een eiland zijn, in diezelfde periode groeide aan de overkant van de Zuid-Chinese zee de beroepsbevolking in China met 25 miljoen mensen per jaar. Dat heeft in sterke mate bijgedragen aan de deflatie in Japan.
De deflatie in Japan werd initieel veroorzaakt door de dubbele zeepbel (in vastgoed en aandelen) die begin jaren negentig uit elkaar spatte. Die was gefinancierd met geleend geld, waardoor na de gedaalde koersen de Japanse banken effectief failliet waren. Maar in plaats van voortvarend saneren, koos de Japanse overheid voor de ‘extend and pretend’-oplossing. Iets wat we in Europa hebben gedaan met Griekenland. Schulden langlopend herfinancieren en doen alsof er geen probleem is. Elk schuldenprobleem is immers een probleem van de liquiditeit, niet van de solvabiliteit. Het zorgde er echter wel voor dat geen enkele bank meer zaken wilde doen met Japanse banken en dat er nauwelijks krediet werd verstrekt. Dat past bij de Japanse cultuur waarin gezichtsverlies erg zwaar weegt. In de christelijke wereld hebben we de ‘zondecultuur’. De Japanner (en eigenlijk ook de rest van Azië) kent geen zondebegrip, maar men kent wel het begrip ‘eer’ en men spreek daarom ook wel van ‘eercultuur’ of ‘schaamtecultuur’. Uitgelachen worden in Japan is een zeer vernederende ervaring die koste wat kost moet worden vermeden. Het tast niet alleen de persoon aan, maar ook de familie, de voorvaderen en zelfs de groep waartoe iemand behoort. Ook iemand niet in de juiste vorm aanspreken kan al een belediging zijn (iets waar vroeger zelfs de doodstraf op stond). Gevolg van de ‘eercultuur’ is dat Japanners geen fouten willen maken. Iedereen krijgt Engels op school, maar toch zullen ze nauwelijks met westerlingen in het Engels converseren, uit angst voor fouten en om uitgelachen te worden. Dat perfectionisme zorgt er ook voor dat Japanners bestaande producten tot in de perfectie kunnen verbeteren.
Soms wordt Europa wel eens vergeleken met Japan. Onder de noemer Japanificatie wordt dan wel gesteld alsof Japan vijftien jaar vooruitloopt op ons. Maar de Europese problemen zijn anders en vele malen groter dan in Japan. Dat begint al bij een goede analyse van het probleem. Dat probleem van Japan is niet vergrijzing, maar het uiteenspatten van de dubbele zeepbel inclusief de cultureel gedreven drempels om die problemen op te lossen. De deflatie in Japan was vooral een gevolg van het uiteenspatten van de dubbele zeepbel en het feit dat China juist in de twee verloren decennia grootexporteur was van deflatie. In Europa zal de vergrijzing juist zorgen voor meer inflatie, dan moeten we dus niet de lessen van Japan gebruiken om dit probleem groter te maken dan het is. De schuld als percentage van het BBP in Japan ligt weliswaar hoger dan in Europa, maar schulden zijn grotendeels binnenlands gefinancierd en er staan veel activa tegenover, zowel wat betreft valutareserves als particuliere bezittingen. Japan koppelt een Amerikaans belastingstelsel aan het uitgiftepatroon van een Europese welvaartsstaat. Japan is eigenlijk alleen in technologisch opzicht een voorbeeld voor de rest van de wereld. Per saldo liggen de schulden in Europa veel hoger, het groeipotentieel lager en zijn oplossingen onmogelijk zolang de euro nog bestaat.
Shinzo Abe was de kleinzoon van Nobusuke Kishi, een man die tijdens de Tweede Wereldoorlog onderdeel was van de regering, onder andere verantwoordelijk voor de exploitatie van Mantsjoerije dat door de Japanners was bezet. Hij was ook één van de mensen uit de regering die de oorlogsverklaring aan de Verenigde Staten ondertekende. Kishi kreeg later de bijnaam ‘monster van het Showa tijdperk’, maar was desondanks van 1957 tot 1960 premier van Japan en stond aan de basis van de LDP. De Amerikanen steunden Kishi om daarmee de communisten en de socialisten ook in Japan buiten de deur te houden. Kishi kwam uit een beroemde familie van Samoerai. Het is opvallend in hoeverre rangen en standen in de Japanse samenleving tot de dag van vandaag een rol blijven spelen. Voorafgaand aan een gesprek enkele jaren terug dat ik had met Hiromichi Mizuno werd mij verteld dat ik bovengemiddeld veel respect moest tonen, niet omdat hij de Chief Investment Officer was van het GPIF (het grootste pensioenfonds in de wereld), maar omdat hij onderdeel was van de Mizuno-clan, een belangrijke familie gedurende het Shogun-tijdperk. Op mijn vraag waarom de familie toen zo belangrijk was, kwam de reactie dat deze familie afstamde van een keizer die in de vijfde eeuw regeerde. Japan is dus ook in dat opzicht bijzonder. Het is een samenleving die al die eeuwen niet is verstoord door revoluties, bezettingen en andere maatschappij veranderende gebeurtenissen. Daardoor is de sociale infrastructuur behouden. Maar we dwalen af. Het feit dat Kishi de grootvader is van Abe en dat Abe zelf een nationalistische politiek nastreefde en ook de Yasukuni-schrijn bezocht (opgericht voor mensen die hun leven lieten in dienst van de keizer) is vooral China een doorn in het oog. In de jaren zeventig werden de namen van in totaal 14 oorlogsmisdadigers toegevoegd aan deze schrijn. Toen dat bekend werd besloot keizer Hirohito de schrijn niet meer te bezoeken en ook keizer Akihito heeft de schrijn nooit bezocht. Maar Abe wel en daarmee zocht hij het conflict met China. China wil excuses voor het bloedbad van Nanking en de verwijdering van de 14 oorlogsmisdadigers uit Yasukuni, maar volgens het shintoïsme is het onmogelijk om eerder geborgen zielen hun status te ontnemen.
Er werd natuurlijk meteen gespeculeerd dat China wel eens achter de aanslag op Shinzo Abe zou kunnen zitten, maar tot nu toe is er niets wat daarop wijst. Het lijkt er eerder op dat Abe het slachtoffer is van Fake News, mogelijk gebruikt door politieke tegenstanders. Shinzo Abe heeft er voor gezorgd dat het sinds 2012 weer beter gaat met Japan. Nog lang niet alle hervormingen zijn afgerond, maar voor beleggers is er op het gebied van corporate governance en shareholder value veel verbeterd. Verder stond hij aan de basis van verschillende verdragen, waaronder de versterkte samenwerking tussen Japan, de Verenigde Staten, Inda en Australië, iets wat tegenwoordig wordt gezien als de Indo-Pacific. Abe had nog altijd veel invloed in de Japanse politiek, maar premier Kishida en zijn opvolgers zullen het zonder hem moeten doen.