Veel spaarders worden op dit moment geconfronteerd met een negatieve rente. Dat is een direct gevolg van het monetaire beleid van de ECB. Commerciële banken worden verplicht om geld aan te houden bij de centrale bank, maar ze moeten daar wel 0,5 procent over betalen. Gecorrigeerd voor inflatie en belastingen is de spaarrente al vele jaren negatief. Omdat zowel de inflatie als de belastingen stijgen, gaat het hard. Wie rekent met 2,5 procent inflatie de komende tien jaar en de huidige vermogensrendementsheffing van 1,76 procent wordt als spaarder geconfronteerd met een koopkrachtverlies van bijna 5 procent per jaar. Geleidelijk gaan de belastingen op vermogen ook nog eens omhoog. Ooit was het fictief 30 procent van 4 procent, maar nu is het al 33 procent van 5,33 procent. Het komende kabinet mag voor volgend jaar een nieuw tarief bedenken. Gelet op kosten van de coronacrisis gaan belastingen eerder verder omhoog dan omlaag. Wij 10 jaar lang spaart en elk jaar 5 procent koopkracht inlevert heeft aan het eind van de rit minder dan 60 procent van het oorspronkelijke bedrag in koopkracht over.
Het mag duidelijk zijn dat met deze cijfers veel spaarders ervoor kiezen om te gaan beleggen. Nu zijn spaarders van nature niet bepaald op zoek naar risico. Ze accepteren weinig neerwaarts risico en van grote koersschommelingen worden ze al snel onrustig. Wie op basis van deze uitgangspunten gaat beleggen, komt al snel bij een portefeuille met grotendeels obligaties uit. Alleen is de rente op obligaties zo mogelijk nog lager dan de spaarrente. Bovendien legt men met een obligatie de huidige spaarrente vast voor de looptijd van de obligatie. Mocht de rente gaan stijgen dan vertaalt zich dat direct in koersverliezen op zo’n obligatie. Bij een stijgende rente is de spaarder zelfs beter af dan de obligatiehouder. Een spaarder profiteert immers meteen van de hogere rente. Wie start met beleggen moet dus niet alleen oog hebben voor de mogelijke risico’s, maar vooral kijken of met de beleggingsoplossing het einddoel kan worden gehaald. Het grootste risico is uiteindelijk dat het doel niet wordt gehaald.
Gelet op de oplopende inflatie en de stijgende belastingen is het voor veel beleggers al een grote uitdaging om de koopkracht voor de komende tien jaar in stand te houden. Of dat lukt hangt ook af van waaraan het geld over tien jaar zal worden besteed. Het inflatiecijfer is immers een gemiddelde voor iemand met een modaal inkomen. Iemand die veel spaart, heeft meestal geen modaal inkomen. Het mandje met producten en diensten van iemand met een groot vermogen ziet er vaak ook anders uit. Veel luxe goederen stijgen sneller in prijs dan het reguliere inflatiecijfer. Overigens wordt ook de gewone spaarder daarmee geconfronteerd: sparen voor een huis lijkt met de huidige snelle stijging van de huizenprijzen volkomen zinloos. Dan zijn er nog de correcties op het inflatiecijfer. Omdat computers en auto’s steeds beter worden, wordt de prijs van een computer en een auto in het inflatiemandje daarvoor gecorrigeerd. Zo kan het voorkomen dat een computer dertig jaar geleden 3000 euro kostte, maar dat daar nu nog maar 300 euro van over is. Dat betekent niet dat een computer zo goedkoop is geworden, het is vooral dat de moderne computer veel meer kan. Dat geldt ook voor auto’s. De prijzen van nieuwe auto’s stijgen wel, maar gecorrigeerd voor de verbeteringen aan die auto stijgen de prijzen in het inflatiemandje niet. Toch kopen de meeste mensen maar één auto en één computer en dan hebben die correcties geen enkele zin.
Wie als doel heeft om de koopkracht over tien jaar in stand te willen houden, gaat dat doel niet bereiken met sparen of met beleggen in obligaties. Wie een obligatie koopt met een looptijd van tien jaar, kan tot op twee cijfers achter de komma uitrekenen hoeveel geld de komende tien jaar verloren gaat. Maar ook een belegger in aandelen kan in korte tijd even veel kwijtraken als een obligatiebelegger in tien jaar tijd. Het verschil is echter dat een obligatiebelegger er vrij zeker van kan zijn dat er over tien jaar nog maar 60 procent over is van de oorspronkelijke koopkracht, terwijl het toch zeer onwaarschijnlijk is dat een belegger in aandelen over een periode van tien jaar in de min staat. Een scenario voor een aandelenbelegger dat er over tien jaar nog maar 60 procent over is, is een extreem negatief scenario. Dat is in de geschiedenis niet eerder voorgekomen.
Beleggen in aandelen blijkt historisch een uitstekende methode om minimaal de inflatie voor te blijven. Bovendien betalen veel aandelen nog altijd een dividend dat hoger ligt dan de rente op sparen of de rente op obligaties. Op lange termijn zijn de dividenden een afgeleide van de winstontwikkeling en die is weer een afgeleide van de ontwikkeling van de economie. Alle producten en diensten bij elkaar zijn de economie, dus als de prijzen van die producten en diensten stijgen, profiteren de bedrijven en daarmee ook de aandeelhouder in de vorm van hogere dividenden. Zelfs wie instapt op de top verslaat al snel de spaarrekeing. Wie op de top voor de Grote Financiële Crisis startte met beleggen, was binnen enkele jaren niet alleen weer hersteld van de klap, maar presteerde ook al snel beter dan een spaarrekening. Vorig jaar ging het nog sneller. Een ongekende koersval van 35 procent in een maand werd nog binnen de twaalf maanden ongedaan gemaakt. Wie exact een jaar geleden instapte in de aandelenmarkt, bij de start van de lockdowns, heeft nu meer dan 17 procent rendement gemaakt. En dan moest een jaar geleden het grootste deel van de koersdaling nog komen. De spaarder heeft over de afgelopen twaalf maanden, net als in de jaren daarvoor, wederom koopkracht ingeleverd. Het is begrijpelijk dat velen vrezen dat na zo’n spectaculair koersherstel op de beurs weer een koersdaling volgt, maar op basis van de laatste kwartaalcijfers en de vooruitzichten voor dit jaar zijn veel aandelen in de afgelopen twaalf maanden eerder goedkoper dan duurder geworden. Bovendien staan we aan het begin van een nieuwe opgang in de cyclus, meestal niet het moment dat er sprake is van grote koerscorrecties. De afweging om te gaan sparen of beleggen is daarmee makkelijker dan ooit. Wie toch nog drempelvrees heeft, moet vooral niet kijken naar de waan van de dag, maar focussen op het uiteindelijke doel. Wie een voldoende lange beleggingshorizon heeft, weet dat over tijd rendementen steeds meer tenderen naar een gemiddelde en dan verslaan beleggers in aandelen met gemak spaarders en beleggers in obligaties.
Photo by Annie Spratt on Unsplash