Met het vallen van de bladeren neemt de somberheid toe op de beurs. September is traditioneel geen goede maand voor beleggers en verder is dit jaar het tweede jaar in de Amerikaanse presidentscyclus, meestal is dat het slechtste jaar. Wat opvalt is dat veel partijen in de afgelopen weken gedraaid zijn in hun visie en negatiever zijn geworden. Ze vrezen het vuur van de te hoge inflatie of de grotere kans op het ijs van een recessie. Zelfs een gecombineerd scenario in de vorm van permanente stagflatie is populairder dan ooit. Weg is het scenario van de zachte landing en wie verklaart dat inflatie tijdelijk is, wordt voor gek versleten. Hoewel er voldoende argumenten zijn voor langer hoog blijvende inflatiecijfers en ook voor een stevige recessie, nemen de kansen op een positiever scenario toe.
Het ‘Volcker moment’ van Jerome Powell heeft er voor gezorgd dat de rente sneller en sterker stijgt dan waar de markt eerder mee rekende. Sinds de speech van Powell in Jackson Hole staan aandelen en obligaties onder druk. Veel grote namen in de industrie hebben een negatieve visie op de aandelenmarkt. Dat nodigt op zich al uit om contrair te denken en bijzonder genoeg geven de fundamenten daar ook aanleiding toe. Het begint met de paniekmodus bij de Federal Reserve. In een bear-markt kunnen beleggers stoppen met in paniek raken als de centrale bank in paniek raakt. Op zo’n ‘we zullen er alles aan doen’-moment is het tijd om de bakens te verzetten. Normaal gesproken kijken centrale banken vooruit, maar daar zijn ze mee gestopt. In een geblindeerde auto gaan ze vooruit, vertrouwende op de informatie uit de achteruitkijkspiegels. De data van dit moment is bepalend voor het beleid. De paniek blijkt ook uit het feit dat de Fed doorgaat totdat het inflatiedoel van 2 procent is bereikt. Alleen al daardoor is de kans toegenomen dat de Fed te lang de voet op de rem zal houden. Wellicht nog ernstiger is de reden waarom Powell zich nu gedraagt als een havik. Hij lijkt de eerdere fout van het als tijdelijk bestempelen van de inflatie te willen corrigeren. Van de Fed moeten aandelen dalen, kredietopslagen omhoog en mag de dollar stijgen tot een nieuw record. Als gevolg daarvan verslechteren financiële condities in snel tempo.
Nu is het niet de eerste keer sinds 2018 dat de Federal Reserve de markt fout inschat. De sleutel ligt bij de inflatie komend jaar. Steeds meer marktpartijen zijn er van overtuigd dat het lang zal duren voordat inflatie terugkeert naar 2 procent. Toch lijkt op korte termijn weinig momentum meer te zitten in de oplopende inflatie. In het laatste inflatiecijfer kwam bijna 90 procent van de inflatie voor rekening van voeding, de huizenmarkt en transport. De lagere olieprijzen (geholpen door het recessiescenario en de sterke dollar) zorgen dat de transportkosten dalen. De huizenmarkt is hypergevoelig voor de gestegen rente en diverse voedselprijzen zijn dalende. Voorafgaand aan de pandemie steeg de inflatie met 0,15 procent per maand. Zelfs als vanaf dit punt de inflatie met 0,3 procent per maand zou stijgen, dan blijft er medio juni op jaarbasis 3,1 procent over. Als de inflatie terugkeert naar de 0,15 procent-trend per maand, komt de inflatie in juni uit op 1,6 procent. Zo bezien kan disinflatie opeens de verrassing zijn van 2023. In Europa kan het zelfs nog sneller gaan als de torenhoge energieprijzen voor meer aanbod en minder vraag zullen zorgen. Een besparing van 2 tot 5 procent is nu voldoende om de winter door te komen, terwijl de prijzen eerder uitnodigen voor een besparing van 20 tot 50 procent.
De sombere visie van veel beleggers is deels ook gebaseerd op de twee grote bear-markten van deze eeuw. Toen werd de bodem pas bereikt op het moment dat de Fed draaide in het beleid. Nu verkondigt de Fed vooral dat ze nog lang niet klaar is. Alleen was in die twee genoemde bear-markten niet inflatie het probleem, maar deflatie. Dat betekende dat de markt bleef dalen totdat renteverlagingen er voor zorgden dat de economie stabiliseerde. Koersdalingen worden nu niet veroorzaakt door problemen in de economie, maar door de stijgende rente. Op het moment dat de rente piekt, is de bodem bereikt. Dat is ook goed te zien in de bear-markt van 1973 en 1974, die in meerdere opzichten vergelijkbaar is met deze bear-markt. Nu zegt de Fed dat ze nog lang niet klaar zijn, maar het verschil is wel dat de markt wel vooruitkijkt, terwijl de Fed daarmee is gestopt. Die heeft geen oog voor lagere energieprijzen, dalende huizenprijzen en krimpende voedselprijzen. De Fed wacht totdat die zichtbaar worden in de inflatiecijfers. Tegelijkertijd is door de sombere visies veel van het slechte nieuws al verdisconteerd. De kans is toegenomen dat we dicht bij de bodem zitten. Tijd om positiever te worden.