Trackers zijn in trek. Deze indexvolgende, passief beheerde (zonder fondsmanager) beleggingsfondsen met een goedkoop en liquide karakter groeien fenomenaal. ‘Vormen ze de volgende bubbel?’ vraagt columnist Albert Roëll zich hardop af. Hij wijst op gevaren zoals een faillissement van de uitgevende instantie maar ook de ‘lemmingenfactor’.
Bron: ‘Beleggers moeten risico’s ETF’s goed analyseren’, Het Financieele Dagblad, 5 oktober 2010
Begin dit jaar ging het geïnvesteerde vermogen in trackers, ook wel ETF’s, door de grens van 1 biljoen dollar. Ze tekenen voor de belangrijkste verschuiving op de financiële markten in decennia. Voldoende reden om serieus te kijken naar mogelijke risico’s. “Trackers volgen de index als lemmingen die in het ravijn springen”, stelt columnist Albert Roëll. “Eenmaal op hol houdt niemand ze tegen.” Hij schetst daarbij een Orwell-achtig scenario van door algoritmen bestuurde trackers die volautomatisch en met duizelingwekkende snelheid transacties genereren. Wat Roëll daarbij onvermeld laat, is dat de eindbelegger, en niet het algoritme, bepaalt of er wordt verkocht. Ik zie het
lemmingengevaar daarom niet zo. Wel zijn er andere risico’s zoals de onzekere
inhoud van het onderpand (trackers hebben de onderliggende waarden niet altijd
in bezit) en het gebruik van buiten de beurs verhandelbare derivaten. Maar mijn grootste zorg over de populariteit van trackers is hun effect op de financiële markten. Als iedereen in indexen gaat beleggen, functioneren die mogelijk minder. “Trackers zijn het einde van het kapitalisme”, heb ik tijdens een paneldiscussie gekscherend gezegd.
Het probleem is dat dit type product geen onderscheid maakt tussen goede en slechte aandelen. Een tracker verdeelt het geld gelijkmatig over alle bedrijven in de index. Of het bedrijf nu goed of slecht presteert, heeft geen invloed. Het goede aandeel wordt daardoor ondergewaardeerd en het slechte overgewaardeerd. Vooral grote bedrijven
profiteren van indexbeleggen; die zitten immers in de index. Terwijl kleinere, vaak meer innovatieve, bedrijven meer moeite hebben om aan geld te komen. Als iedereen in de index zou beleggen dan is er geen noodzaak meer tot innovatie, de basis voor productiviteit en echte economische groei. Het doel van bedrijven is dan niet langer winstmaximalisatie, maar een zo groot mogelijke marktkapitalisatie; bedrijven gaan dan overnames doen, ook al dragen die niet bij aan de winst. De afgelopen maanden zie je aanwijzingen dat de markt inderdaad steeds minder onderscheid maakt. De correlatie tussen aandelen is hoog: als het ene aandeel met 2 procent stijgt, dan stijgt ook het andere aandeel met nagenoeg 2 procent. Het is opmerkelijk dat dit nu gebeurt. Meestal is de correlatie hoog, vlak na het ontstaan van een crisis, als ook de volatiliteit hoog is. Nu is de correlatie op het hoogste punt in meer dan dertig jaar, terwijl de volatiliteit duidelijk is afgenomen. Dit is volgens Barclays Capital vooral het gevolg van indexbeleggen. Mijn betoog is overigens niet dat trackers slecht zijn geweest voor de markten tot nog toe. Ze hebben de kosten voor kleinere beleggers verlaagd. Dure actieve beheerders krijgen daardoor een kleiner deel van de koek. Ze moeten zich daardoor weer echt gaan onderscheiden.’