In Nederland werd lange tijd een directe belasting geheven op vermogen, ongeacht de inkomsten die uit dit vermogen werden verkregen. De Wet op de Vermogensbelasting werd in 2001 ingetrokken in het kader van de Belastingherziening 2001. Toch wordt er nog steeds een vermogensbelasting geheven, maar nu via de inkomstenbelasting. Het is de vermogensrendementsheffing in box 3. Niet over het echte rendement, maar over een forfaitair rendement van het vermogen wordt belasting geheven. De nieuwe nog te vormen regering wil in de toekomst de daadwerkelijk behaalde rendementen op vermogen belasten, daarbij aangespoord door de Hoge Raad die vorige week het lot van de huidige box 3 heeft bezegeld. Vermogenden die sparen, betalen meer vermogensrendementsheffing dan ze aan rendement behalen en dat is volgens de Hoge Raad in strijd met het eigendomsrecht en het discriminatieverbod. Volgens de Hoge Raad moet iemand zelf de keuze kunnen maken wat hij of zij met zijn vermogen doet.
Een belasting over het echte rendement betekent dat het nemen van risico wordt ontmoedigd. Dat terwijl juist investeringen zorgen voor innovatie en economische groei. Nuttige zaken waarvan iedereen profiteert. Verder zal het niet eenvoudig worden om het rendement te berekenen. Dat gaat wellicht nog voor beursgenoteerde beleggingen, al zijn er daar ook verschillende systemen om rendement te berekenen. Lastiger wordt het voor niet-beursgenoteerde beleggingen, een sterk groeiend deel van de totale beleggingen. Dat terwijl we het voor deze belastingdienst toch vooral gemakkelijker moeten maken. Hetzelfde geldt voor het moment van heffing. Bij een vermogenswinstbelasting hoeft pas te worden afgerekend als de winst daadwerkelijk is behaald. Dat is dus bij verkoop van de belegging. Daarmee geven belastingen een prikkel om niet te verkopen, maar biedt dit stelsel ook een uitvlucht om belasting uit te stellen. Wellicht nog eens niet zo’n gek principe bij een aandelenportefeuille, maar voor beleggers in vastgoed zou dit al snel leiden tot verminderde mobiliteit op de huizenmarkt. Alternatief is een vermogensaanwasbelasting, waar geheven wordt over het jaarrendement, maar dat kan de liquiditeit van belastingplichtigen in gevaar brengen. Dat zal ervoor zorgen dat investeren en beleggen buiten de beurs een extra liquiditeitsrisico krijgen, eveneens een onwenselijke uitkomst. En hoe zit het dan met verliesjaren, krijgt iedereen dan geld terug van de belastingdienst. Tot slot is het rendement op de beurs voor een belangrijk deel een compensatie voor de inflatie. Als straks de overheid belasting mag heffen over inflatie, dan is dat voor diezelfde overheid een perverse prikkel om de inflatie verder op te laten lopen.
Wie van buitenaf kijkt naar het belastingstelsel ziet dat juist zaken die als nuttig worden gezien, relatief zwaar worden belast. Dat terwijl juist schadelijke zaken niet of nauwelijks worden belast. Zo wordt er relatief veel belasting geheven op arbeid, ondernemen en moeten straks dus ook investeringen volgens de fiscus zwaarder worden belast. Maar het vervuilen van het milieu en de oceanen wordt niet of nauwelijks belast. Dat terwijl juist belastingen uitermate geschikt zijn om gedrag te sturen, maar toch worden die onvoldoende ingezet om zaken die zeer waardevol zijn te beschermen. In Nederland kenden we vroeger de meent, een gemeenschappelijk stuk weidegrond waarop koeien grazen die toebehoren aan verschillende boeren. Elke boer wil zoveel mogelijk verdienen. Als zo’n boer een koe toevoegt, is er per koe minder gras op de meent beschikbaar. Minder gras betekent voor elke koe minder melk, maar dit nadeel wordt gedeeld door alle boeren. Het streven naar maximale opbrengst zorgt hier niet voor een toename van de collectieve welvaart. Eigenbelang gaat voor het negatieve effect op het algemeen belang. Ecosystemen zijn vergelijkbaar met een meent. Ze zijn essentieel om de planeet leefbaar te houden. We willen allemaal schone lucht en schoon water, maar houden onvoldoende rekening met de externe effecten van ons handelen. Dat is simpelweg op te lossen door die externe effecten te beprijzen.
In plaats van een belasting op arbeid, ondernemen en investeren, is het veel verstandiger om de negatieve externe effecten van het menselijk handelen te belasten. Als de uitstoot van CO2 omlaag moet, dan is dit eenvoudig te bereiken door die uitstoot zwaarder te belasten. Tegenwoordig kunnen we toch van zo’n beetje alles de carbon footprint berekenen. Wat dat betreft is een vermogensbelasting op basis van de CO2-uitstoot van een portefeuille beter dan een belasting op basis van het rendement. Net zoals het ook beter is om de belasting op arbeid te verschuiven naar een hogere belasting op consumptie. Ook bedrijven zouden eerder moeten worden belast op basis van de negatieve impact op maatschappij en milieu dan een algemene belasting over de winst. Zo’n winstbelasting is in feite een straf op goed ondernemen. Het risico van belastingen op de negatieve impact op maatschappij en milieu is dat wanneer ze goed werken, de inkomsten snel terugvallen. Dat lijkt me een luxeprobleem. Verder dienen aanpassingen in het belastingstelsel zich niet te beperken tot Nederland, maar moeten ze in internationaal verband worden gezien. Liefst wereldwijd, maar ander Europees met een duidelijke afrekening aan de buitengrenzen om concurrentievervalsing te voorkomen. Blijft over de fiscale behandeling van de spaarder. Die denkt dat die straks geen belasting meer hoeft te betalen, maar blijft wel zitten met een negatieve rente van -0,5 procent bij een inflatie van 5,9 procent.
Afbeelding van Steve Buissinne via Pixabay