Voor een belangrijk deel is het huidige inflatieniveau een gevolg van de coronacrisis. Dat is meteen het belangrijkste argument om dit te bestempelen als tijdelijk. Toch is het risico van deze tijdelijk hogere inflatie dat die zich nestelt tussen de oren. Vooral op het moment dat er schaarste is aan de aanbodzijde is de logische reactie dat prijzen stijgen. Dat terwijl op dit moment er meer vacatures zijn dan werklozen. De lange slinger van kapitaal richting arbeid is in gang gezet. Vroeger waren de vakbonden machtig, nu is er de nog grotere macht van social media. Toch zijn er juist structurele factoren die de komende jaren de inflatie hoog zullen houden. Het just-in-time principe van de globalisering heeft plaats gemaakt voor het just-in-case principe van de deglobalisering. Technologie heeft jarenlang de prijzen gedrukt, maar nu is zo’n beetje elk groot techbedrijf een monopolie, niet echt een marktvorm die bekend staat om lagere prijzen. Verder wordt de overheid steeds groter, ook goed voor hogere inflatie en centrale bankiers zien inflatie inmiddels als oplossing voor het schuldenprobleem en niet als bedreiging. Een structurele factor die ook een grote invloed heeft op de inflatie is demografie. De wereldwijde vergrijzing zal ervoor zorgen dat de inflatie oploopt.
Vergrijzing wordt onterecht gekoppeld aan deflatie
Japan is het land met een vergrijsde bevolking. De beroepsbevolking (leeftijd 15 tot en met 64) is gedaald van 87 miljoen in 1994 naar minder dan 74 miljoen nu. Over 40 jaar zijn dat er nog maar 48 miljoen. Ter nuancering, die krimpende beroepsbevolking heeft er wel voor gezorgd dat inmiddels 13 procent van de beroepsbevolking bestaat uit 65-plussers. Het is heel normaal in Japan dat iemand tot op hoge leeftijd doorwerkt. Parallel aan deze krimpende beroepsbevolking had Japan te maken met twee verloren decennia waarbij er regelmatig sprake was van deflatie. Het is verleidelijk om die twee zaken aan elkaar te koppelen, het zijn immers alle twee typisch Japanse problemen. Maar de deflatie werd niet veroorzaakt door demografische factoren, maar door het knappen van een dubbele zeepbel van ongekende omvang. Eind jaren tachtig was zowel de huizenmarkt als de aandelenmarkt fors gestegen. Het gewicht van Japanse aandelen in de wereldindex naderde de 50 procent en een waardering van 200 keer de winst voor een Japanse bank was heel normaal. Die banken financierden volop vastgoed, met leningen die niets meer waard waren toen de vastgoedprijzen onder druk kwamen. Het heeft tot Shinzo Abe geduurd voordat dit probleem werd aangepakt en nog steeds heeft Japan moeite om uit de negatieve schulden/deflatiespiraal te ontsnappen.
De invloed van de babyboomgolf
Na de Tweede Wereldoorlog was er in grote delen van de wereld sprake van een geboortegolf. Dat gold vooral voor 1946 en ook 1947, maar ook in de twintig jaar daarna werden er aanzienlijk meer kinderen geboren dan in de periode daarvoor en erna. Met de opkomst van anticonceptie eind jaren zestig en de ontzuiling daalde juist het aantal kinderen sterk. Uitgaande van een pensioenleeftijd van 65 jaar gaan de mensen uit 1956 dit jaar met pensioen. Door die pensioenleeftijd wat op te rekken weten we het probleem uit te stellen, maar niet af te stellen. Dat betekent dat het aantal babyboomers met pensioen de komende tien jaar nog zal stijgen. Die mensen worden ook ouder dankzij een betere levensstijl en de moderne geneeskunde. Tussen 2000 en 2015 is de levensverwachting van de wereldbevolking met gemiddeld vijf jaar gestegen. In Nederland werden mannen in 2000 gemiddeld 75 en vrouwen 80. Nu ligt dat op 80 en 84. Die babyboomers wisten door de macht van de vakbonden in de jaren zeventig ook meer te sparen voor hun pensioen. Het was de tijd dat de VUT werd ingevoerd. Al die pensioenspaargelden hebben de rente in de jaren tachtig en negentig gedrukt. Er wordt wel eens gesteld dat het schuldenprobleem in de jaren tachtig is ontstaan, maar er was wel een spaarbubbel die dit mogelijk heeft gemaakt. Een werknemer die niet alle inkomsten consumeert en een deel via besparingen uitstelt, zorgt ervoor dat prijzen kunnen dalen. Er wordt immers meer geproduceerd dan geconsumeerd. Nu deze mensen met pensioen gaan zijn de rollen omgedraaid. Ze stoppen acuut met produceren en gaan door de gunstige pensioenregelingen en de gestegen levensverwachting jarenlang alleen nog maar consumeren. Minder aanbod en meer vraag zorgt nu eenmaal voor stijgende prijzen.
Niemand exporteert meer deflatie
Sinds de jaren zeventig is er sprake van een trek van bedrijven naar de lagelonenlanden. Geholpen door het containervervoer en de verbeterde wereldwijde communicatie dankzij satellieten, werd het steeds eenvoudiger om spullen ergens anders goedkoper te produceren. Bij Made in Japan, made in Korea en made in Taiwan lag de nadruk in die jaren op goedkoop en minder op goed. Zij exporteerden producten tegen prijzen waar westerse producenten niet tegenop konden en dat drukte wereldwijd de inflatie. De afgelopen jaren heeft China die rol overgenomen. In dat land staan tegenwoordig de fabrieken van de wereld. Door de sterk toegenomen urbanisatie in China was er jarenlang voldoende aanbod van goedkope arbeid. Die tijden zijn voorbij. Peking maakt zich niet langer zorgen of er wel voldoende banen zijn, het gaat nu om een betaalbaar huis, goedkoop onderwijs of goede zorg. Dat betekent dat China meer moet produceren voor de eigen bevolking en niet meer zo nodig hoeft in te zetten op de export. En er zijn wel enkele landen zoals Vietnam, Indonesië en Nigeria die de rol van China deels kunnen overnemen, maar het effect zal veel minder sterk zijn. Ook in China is er sprake van vergrijzing, niet door de babyboomgeneratie, maar door de jarenlange één-kind-politiek. Dus ook hierdoor zal China veel minder gaan produceren en meer gaan consumeren.
Het is dus niet zo vreemd dat deglobalisering, big tech monopolies, de slinger kapitaal-arbeid, de grotere invloed van de overheid en het beleid van de centrale banken zullen leiden tot meer inflatie, maar reken er niet op dat we ‘net als in Japan’ worden gered door een positief effect van de demografie. Integendeel, demografische factoren dragen juist bij aan meer inflatie. Het wordt tijd dat beleggers hun portefeuilles daarop inrichten.