Voetbal is de meest populaire sport ter wereld. Voetbal is ook één van de weinige sporten die in alle delen van de wereld wordt gespeeld. Volgens de FIFA zijn er op dit moment meer dan 200 miljoen actieve spelers. Maar ook hier staan de meeste stuurlui aan wal. Bij het laatste WK keken er cumulatief meer dan 41 miljard televisiekijkers naar de wedstrijden en alleen al naar de finale 1,5 miljard. Bij een WK gaat het niet alleen om emotie en nationalisme, maar vooral ook over geld. Bij het vorige WK ontving de FIFA $ 676 miljoen aan sponsorgelden, verkoop van merchandising en televisierechten. En het WK voetbal heeft een grotere economische invloed op het gastland dan bijvoorbeeld de Olympische Spelen, omdat dit laatste sportevenement zich beperkt tot één stad en de directe omgeving.
Zeven wereldkampioenen
De interesse en de participatie in voetbal is universeel, maar successen op het WK zijn maar aan weinigen voorbehouden. De 17 wereldkampioenschappen die er sinds 1930 zijn gehouden leverden wereldkampioenen op uit slechts twee continenten: Zuid-Amerika en Europa. Slechts zeven landen zijn ooit wereldkampioen geweest, waarvan vijf meerdere keren.
Economen zijn past sinds kort geïnteresseerd in voetbal. Het merendeel van de economische studies maakt een analyse van een voetbalclub of een nationale competitie. Er zijn maar weinig macro-economische studies. Toch zijn er twee belangrijke redenen om naar de effecten van voetbal op wereldschaal te kijken. Allereerst is het voetbal de laatste jaren een miljardenindustrie geworden dankzij de inkomsten uit mediarechten, verkoop van merchandise, sponsoring en kaartverkoop. De tweede reden is dat een voetbaloverwinning een vertrouwensimpuls kan geven aan een economie, met een duidelijk meetbaar effect op het BBP.
Invloed voetbal op economie
Naast sociale en culturele factoren zijn ook economische factoren van invloed op een overwinning op het voetbalveld. Er is bovendien sprake van een wisselwerking. De economie van een land kan sterk profiteren van een overwinning op een groot toernooi zo als het WK. De Britse Bank HSBC heeft bij het WK van 1998 uitgerekend dat de effectenbeurzen van landen die sinds 1966 kampioen zijn geworden, 9% beter scoorden dan het mondiale gemiddelde. Ook volgens Goldman Sachs geldt de regel: hoe beter de prestaties op het veld, hoe beter de economische groei. De bank spreekt zelfs van de Charlton-index, genoemd naar de Engelse coach die het Ierse voetbalelftal voor het eerst met succes door de voorronde van het EK van 1988 loodste. In de jaren daarna groeide de Ierse economie met maar liefst 40%. Op het laatste WK waren 32 landen vertegenwoordigd, die samen goed waren voor maar liefst 84% van de wereldeconomie. Dat kan geen toeval meer zijn. Volgens een recent onderzoek van ABN Amro, genaamd Soccernomics, profiteert de wereldeconomie het meest van een Italiaanse overwinning op het WK. Volgens het rapport zijn de directe effecten op de economie klein, maar kunnen goede prestaties op het veld indirect wel degelijk een economie stimuleren. In het verleden is gebleken dat landen die wereldkampioen werden gemiddeld 0,7% hogere economische groei kenden. Ook was na het laatste WK de relatieve performance van de winnend finalist op de beurs een stuk beter dan die van de verliezer. Dat juist Italië het WK moet winnen, heeft niets te maken met de recente acquisitie van Bank Antonveneta door ABN Amro, maar alles met de huidige stand van de Italiaanse economie. Die kan wel een vertrouwensimpuls gebruiken en van alle onderzochte economieën zou een ommezwaai in Italië het meeste effect hebben op de wereldeconomie. De Duitse economie, waar al sprake is van een sterk vertrouwensherstel, profiteert vanzelfsprekend ook. Er komen miljoenen bezoekers en Duitsland rekent op 10 miljard euro aan inkomsten en 50.000 (tijdelijke) banen. Duitsland profiteert extra omdat er bij dit WK voor het eerst 36 teams meedoen in plaats van de traditionele 32. Dat betekent dat het toernooi langer duurt, van 9 juni tot en met 9 juli. Alles bij elkaar heeft het een direct positief effect op de Duitse economie van 0,5% en men zal nog jarenlang profiteren van de investeringen in infrastructuur en imago. Helaas (voor Duitsland) zijn de prestaties van het Duitse team nog niet om over naar huis te schrijven, maar in het verleden is wel gebleken dat ‘der Mannschaft’ een echt toernooiteam is.
Wat maakt een winnaar?
Er is weinig onderzoek gedaan naar welke factoren bepalend zijn voor wereldkampioen. Er is wel het nodige onderzoek gedaan naar de succesfactoren bij de Olympische zomerspelen. Daaruit kwam naar voren dat het aantal gewonnen medailles gedeeltelijk kon worden verklaard door het inkomen per hoofd van de bevolking, de omvang van de bevolking en bepaalde geografische, politieke en culturele factoren. Het lijkt redelijk om te veronderstellen dat althans een deel van die factoren ook bij voetbal een rol zal spelen. Elke maand sinds 2001 berekent de FIFA de FIFA/Coca-Cola World Ranking zoals die wordt gepubliceerd op de website van de FIFA. Daarbij wordt gekeken naar alle wedstrijden van het eerste team, inclusief de vriendschappelijke wedstrijden, over de afgelopen acht jaar. Men kijkt niet alleen naar de einduitslag, maar ook naar het aantal goals, de kracht van de tegenstander en ook of het bijvoorbeeld een uit- of een thuiswedstrijd is. Brazilië staat al lange tijd aan top, maar Nederland is de laatste tijd opgeschoven naar een derde positie, net na Tsjechië. Een belangrijke factor voor succes bij de Olympische zomerspelen is het aantal inwoners van het land. Dat is ook wel logisch, want hoe groter het arsenaal aan potentiële sporters, des te beter de uitgangspositie. Dat blijkt niet het geval te zijn bij voetbal. Landen met veel inwoners als China, India, de VS en Indonesië spelen bij voetbal geen rol van betekenis. De mogelijkheden voor individueel talent om zich te ontwikkelen, blijkt een veel betere verklaring. Daarvoor is een organisatorische infrastructuur vereist in het desbetreffende land, evenals de beschikbaarheid van apparatuur en voldoende vrije tijd. Voor dergelijke zaken dient men te beschikken over voldoende financiële middelen en het inkomen per hoofd van de bevolking is daarvoor een aanwijzing. Hoe hoger het inkomen, des te beter de prestaties van een land op het voetbalveld. Dit is maar ten dele waar. Op een gegeven moment blijkt een hoger inkomen per hoofd van de bevolking juist een negatieve invloed te hebben op de voetbalprestaties van een land. Allereerst komt dit doordat voetbal een relatief goedkope sport is. In tegenstelling tot de paardensport, zeilen, formule 1-racing etc hoeft men voor voetbal geen al te dure hulpmiddelen aan te schaffen. Dat betekent voetbal ook aantrekkelijke kansen kan bieden voor kinderen uit de lagere sociale klassen. Een hoger inkomen per hoofd van de bevolking zorgt er op een gegeven moment ook voor dat men de voorkeur geeft aan alternatieve vormen van vermaak. Kinderen spelen dan geen straatvoetbal meer, maar spelen thuis achter de spelcomputer. Als een land dus rijker wordt dan gaan kinderen vaker binnen spelen. Een andere verklarende succesfactor is de populariteit van voetbal in een land. In een echt voetballand zijn er veel toeschouwers die naar wedstrijden gaan. Die zorgen voor de nodige inkomsten bij clubs en spelers. Een voetballer heeft in een dergelijk land ook status. Geld en status betekent dat de potentiële groep van spelers, waaruit geput kan worden, groeit. Verder onderzoek van de FIFA-lijst leert ook dat landen met een overwegend katholieke bevolking sterk vertegenwoordigd zijn en dit zijn vaak ook landen uit het Romaanse taalgebied (Spaans, Portugees, Frans en Italiaans). Naast de landen van Zuid-Europa zijn dit met name de landen van Latijns-Amerika. Hier spelen duidelijk culturele factoren een rol. Landen als Portugal, Argentinië, Chili en Uruguay behoorden tot de eerste groep van landen na Groot-Brittanië die voetbal gingen spelen. Uruguay won niet alleen het WK van 1930, maar ook de voetbalcompetities op de Olympische Spelen van 1924 en 1928. Een andere verklaring voor het voetbalsucces van landen uit Zuid-Europa en Latijns-Amerika is de schevere inkomensverdeling. Met name voor kinderen in een achterstandspositie blijkt voetbal in die landen kansen te bieden. De populariteit van voetbal wordt ook bepaald door de successen die in het verleden zijn behaald. De meeste landen die in het verleden een belangrijk toernooi hebben georganiseerd hebben sterke tradities op het gebied van voetbal. In 11 van de 17 WK-toernooien belandde het gastland in de top 4 van het toernooi. Het meest recente voorbeeld is Zuid-Korea dat, met wat Nederlandse hulp, een vierde plaats behaalde in het WK van 2002. In 8 van de 17 finales was het gastland vertegenwoordigd, wellicht met dank aan het enthousiasme van het thuispubliek, de bekende twaalfde man, en andere positieve factoren rond een thuiswedstrijd. Overigens is Brazilië het enige land dat de wereldbeker wist te winnen buiten het eigen continent, en wel twee keer (in 1958 en 2002). Tot slot blijkt het klimaat ook een verklarende succesfactor. Een gemiddelde jaartemperatuur van 14 graden en een niet al te hoge luchtvochtigheid (met andere woorden een mediterraan klimaat) blijkt ideaal voor de beste sportprestatie.
Conclusie
De Duitse aandelenmarkt is één beter presterende beurzen in Europa. Daarvoor zijn wellicht veel verklaringen, maar het WK voetbal is tot op heden een positieve geweest. Dit zorgt voor extra economische groei en meer vertrouwen. Beleggen in Duitsland is nog steeds interessant. Voor wie verder vooruit wil kijken: In 2008 worden de Olympische Spelen in China gehouden en in 2010 het WK voetbal in Zuid-Afrika. In 2012 worden de Olympische Spelen in Groot-Brittanië gehouden en het WK van 2014 in Brazilië. Nederland is in de race voor de Olympische Spelen van 2016 (Rotterdam) en het WK van 2018. Dat is wellicht nog wat ver weg. Eerst maar eens wereldkampioen worden. Zolang het maar geen tweede plaats is na Duitsland.