Beleggen in aandelen: kies eens voor 'vrije bedrijven'
Ondernemingen niet gebonden aan banken, locaties of overheden.
Vrije bedrijven, het is een begrip dat chief investment officer Han Dieperink van Rabobank onlangs heeft gemunt. Deze categorie van beursgenoteerde ondernemingen biedt volgens hem op dit moment de meeste veiligheid en is daarom veruit zijn favoriet. De redenering: zoals mensen zonder te veel verplichtingen vrij zijn om hun eigen pad te volgen, zo geldt dat ook voor bedrijven die niet (of nauwelijks) afhankelijk zijn van banken en overheden. Voor hun financiering hoeven ze niet aan te kloppen bij banken. En van de griIlen van overheden hebben ze weinig te duchten, omdat ze probleemloos hun biezen kunnen pakken als het beleid hun niet aanstaat. Daardoor hebben zij de ruimte om flexibel te opereren, langs conjuncturele klippen te laveren, en zowel winst als dividenduitkering te maximaliseren.
'Als bedrijven afhankelijk zijn van bankleningen, betekent dat een verlies aan autonomie', zegt Dieperink. 'Nu de banken scherper zijn en terughoudend met financieringen, hebben deze bedrijven minder grip op hun eigen toekomst.' Niet alleen vangen zij misschien bot bij een (her)financieringsaanvraag, bovendien kan de geldschieter in sommige situaties een lening vervroegd opeisen. Trekt een bedrijf dat niet, dan zal het een deel van zijn zeggenschap moeten opgeven.
Daarnaast kunnen bedrijven te afhankelijk zijn van de overheid in hun vestigingsland. Zo hebben kapitaalintensieve bedrijven, die leunen op veel vreemd vermogen, veelal vaste productielocaties. Denk aan de staalindustrie of grondstoffenproducenten. 'Als zo'n hoogoven er eenmaal staat, verhuis je hem niet zo snel', zegt Dieperink. Bedrijven die bodemschatten exploiteren, zoals olie en mijnbouw, kunnen evenmin verkassen als overheidsbeleid hun onwelgevallig is. Juist nu is dat relevant: omdat overheden gebukt gaan onder zware schuldenlasten, zijn zij snel geneigd om de belastingen voor bedrijven op te voeren. Wie niet kan dreigen met vertrek, is een 'sitting duck'. Ook 'onvrij' zijn telecom- en nutsbedrijven die gelieerd zijn aan nationale markten en sterk gereguleerd zijn.
Deze aandelen moetje dus niet hebben. Waar je wel moet zijn: bij bedrijven die banken niet nodig hebben omdat ze niet zo kapitaalintensief zijn. Aan een specifieke vestigingsplaats zitten zij evenmin vast. Omdat overheden zich dit realiseren, zullen zij deze bedrijven ook minder snel lastigvallen. Denk aan multinationals die wereldwijd hun producten verkopen. Hun productie hebben ze in de meeste gevallen allang na. China of Oost-Europa verplaatst, en het hoofdkantoor kan overal staan. Dit past helemaal in de trend dat veel westerse bedrijven zich puur zijn gaan richten op dat deel van de keten waar ze de meeste waarde kunnen toevoegen: design, marketing en verkoop. Een businessmodel dat dankzij beperkt kapitaalbeslag tot hoge marges leidt. Dieperink: ‘Waarin zit de meeste waarde van een bedrijf? Niet in grond en machines, maar in creativiteit, denkkracht en patenten.' Nu zou je verwachten dat bedrijven die met beperkte middelen megawinsten weten binnen te halen, veel concurrentie te duchten hebben. Maar nee, potentiële concurrenten houden zich momenteel muisstil. Dieperink: 'Als je met acht man apps ontwikkelt en daarmee tientallen miljoenen winst behaalt, zou je denken dat er veel concurrenten op inspringen. Maar door de economische onzekerheid zijn bedrijven nu opvallend terughoudend met investeren.’
Vrije bedrijven bevinden zich vaak in de hoek van consumentenproducten. Denk aan Apple, Nestlé, Unilever, Wal-Mart, Ikea en succesvolle kledingconcerns Inditex (van Zara) en H&M. Verder heeft Dieperink hotelketens in het vizier die geen eigen hotels in bezit hebben, maar zich op ‘branding’ concentreren, zoals Ritz-Carlton. Voor de belegger hebben deze bedrijven niet alleen als voordeel dat ze volgens Dieperink relatief veilig zijn, maar ook dat ze dankzij forse kasstromen royale dividenden kunnen uitkeren. En hij vindt ze goedkoop. Op dit moment zijn deze aandelen niet veel hoger genoteerd dan het marktgemiddelde, terwijl zij historisch een gemiddelde premie noteren van zo'n 30%. Dieperink vindt dat zij die premie van 30% zeker verdienen; 'en dan zitten we aan de onderkant'.
Evaluatie maart 2018
Hoewel enkele genoemde aandelen de afgelopen vijf jaar hebben teleurgesteld, is elke niet-vrije sector achtergebleven bij de vrije sectoren. Die premie van 30%+ is inmiddels wel gerealiseerd.