Waarom publieke markten krimpen en private markten groeien
Publieke markten krimpen, terwijl de private tegenhangers groeien. Deze ontwikkeling is eind vorig eeuw al ingezet, maar is pas sinds kort onderwerp van discussie. Structurele factoren werken deze verschuiving in de hand, nu versterkt door een piek in de liquiditeitscyclus.
De liquiditeitscyclus is gestart in het midden van de Grote Financiële Crisis (GFC). Grote delen van de publieke markten waren toen niet meer liquide. Liquiditeit bij beleggen draait om verhandelbaarheid. Bij een illiquide belegging lukt dat niet. Daardoor kan er een groot verschil zitten tussen de prijs en waarde. Dan openbaart zich een belangrijk risico voor beleggers, namelijk het risico van permanent verlies van vermogen. Dat risico wordt snel realiteit bij verkoop in een illiquide markt.
De reactie van centrale banken op de GFC was onconventioneel. De rente werd verlaagd tot het nulpunt. Grote opkoopprogramma’s werden gestart. Spaarders en beleggers gingen op zoek naar rendement, gedwongen door onzichtbare hand van de monetaire autoriteiten. Het hielp, publieke markten werden weer liquide. Bij obligaties is het verschil tussen publiek en privaat niet groot. Het overgrote deel van de beursgenoteerde obligaties wordt toch al niet via de beurs verhandeld. Obligaties hebben een beperkt aantal kenmerken (debiteur, rente, looptijd etc) zodat een publieke obligatie eenvoudig kan worden vergeleken met een private lening. Obligatiebeleggers zijn meestal typische buy-and-hold beleggers. De koper van een obligatie weet vooraf wanneer de lening vrijvalt, waarbij er automatisch sprake is van liquiditeit.
Ook aandelen hebben geprofiteerd van het beleid van de centrale banken. De lage rente zorgt er voor dat bedrijven zich beter kunnen financieren met goedkoop vreemd vermogen dan met duur eigen vermogen. Vooral in de Verenigde Staten hebben bedrijven zo veel eigen aandelen opgekocht, dat zij sinds de GFC veruit de grootste koper zijn op de beurs. Het overgrote deel is gefinancierd met vreemd vermogen. Tegenwoordig is die invloed zelfs zichtbaar in de zogenaamde black-out periode, de periode rondom de publicatie van de cijfers waarin er geen eigen aandelen mogen worden gekocht. Dat opkopen van eigen aandelen is ironisch genoeg een gevolg van de groei van private equity. Tegenwoordig voelt de gemiddelde CFO in de Verenigde Staten de hete adem van private equity in zijn nek. Als hij zelf zijn balans niet optimaliseert, dan doen de private equity-huizen het wel voor haar of hem.
De krimp van publieke markten ten gunste van private markten is structureel. In de Verenigde Staten krimpt het aantal beursgenoteerde aandelen sinds 1998. Goede indicator daarvoor is de Wilshire 5000 index. Bij de start in 1974 zaten er 5000 aandelen in deze index, vandaar de naam. De top van 7.652 aandelen werd bereikt op 31 juli 1998. Eind vorig jaar waren dat er 3.473. Die trend blijft niet beperkt tot de Verenigde Staten. Ook in het Verenigd Koninkrijk en continentaal Europa krimpen publieke markten. Alleen in Azië groeit het aantal beursnoteringen nog. De krimp heeft verschillende oorzaken. Dat bedrijven van de beurs verdwijnen door fusies en overnames is van alle dag. Maar ze komen niet meer terug. Het hebben van een beursnotering is niet langer het hoogste doel. Vroeger gaf dat wellicht status, maar een Unicorn ontleent die status juist aan het niet-beursgenoteerd zijn.
Er zitten ook steeds grotere nadelen aan een beursnotering. De rapportageverplichting is door Sarbanes-Oxley (2002) veel zwaarder geworden. De kosten om aan de verplichtingen van goed bestuur te voldoen zijn gestegen. Ook is het heel normaal dat beursgenoteerde bedrijven een claim aan hun broek krijgen, omdat de beurskoers is gedaald. De kosten voor een beursgang zijn fors, tussen de 9 en de 11 procent van wat er met de beursgang wordt opgehaald. Toezichthouders eisen meer transparantie, iets wat soms uit concurrentieoverwegingen onwenselijk wordt geacht. Aandeelhouders hebben ook steeds minder controle over hun bezit. Vorig jaar kwam een groep van 200 Amerikaanse CEO’s met de mededeling dat shareholder value niet meer het belangrijkste doel zou zijn van een onderneming. Dat is mooi, maar daar gaan zij niet over.
Tegelijkertijd zijn private markten nu volwassen. Private waarderingen doen niet meer onder voor publieke waarderingen. De belangrijkste groeifase van een bedrijf is tegenwoordig de private fase, een publieke notering is er voor bestaande aandeelhouders om hun stukken kunnen verkopen. Echte disruptieve innovators hebben geen beursnotering, het zijn hun slachtoffers die beursgenoteerd zijn. Deze trend versterk zichzelf. Naarmate private markten groeien, worden ze meer liquide. Publieke markten lijken daardoor steeds meer iets uit het verleden. Maar het is een Catch-22: de markt die als gevolg van de markteconomie zichzelf oplost.
Photo by Hans Vivek on Unsplash.