Deze week wordt de Wet toekomst pensioenen behandeld in de Tweede Kamer. Na lang onderhandelen is er een compromis tussen politici, vakbonden en werkgevers uit de bus gekomen. Dat betekent dat vooral de belangen van deze groepen een rol hebben gespeeld bij de totstandkoming daarvan. Voor de meeste politici is het nieuwe pensioenstelsel zo complex dat ze het niet begrijpen. Ongehinderd door enige kennis geven ze echter graag hun mening. Links wil een welvaartsvast pensioen met veel solidariteit. Bij de liberalen ligt de nadruk meer op individuele keuze en vrijheid. Conservatieve partijen als PVV, SP en 50plus houden liever alles bij het oude. Niet onderschat mag worden wat de rol is van de vakbonden, dit is zo’n beetje het enige orgaan waarin zij nog zijn vertegenwoordigd. Behoud van die positie gaat boven alles. Werkgevers trekken aan het kortste eind, die zijn in zo’n beetje iedere variant duurder uit, al weten ze voortaan wel waar ze aan toe zijn.
De Wet toekomst pensioenen is nog niet ingevoerd of deze is alweer verouderd. ZZP blijkt niet alleen te staan voor zelfstandige zonder personeel, maar ook voor zelfstandige zonder pensioen. Als doekje voor het bloeden mogen ze fiscaal gefaciliteerd gaan sparen in de derde pijler. Verder is er weinig geregeld voor mensen met fysiek zwaar werk die veel eerder willen stoppen met werken. Ook wordt er voortaan gewerkt met een leeftijdsonafhankelijke vlakke premie wat het meest nadelig is voor werknemers tussen de 45 en 50 jaar. Voortzetting van de bestaande regeling is mogelijk, maar dan wordt er weer verschil gemaakt tussen bestaand en nieuw personeel. Voordeel is wel dat door het niet indexeren en het regelmatig dreigen met kortingen de verwachtingen bij de deelnemers laag gespannen zijn. De ouderen zien dat een waardevast pensioen in de praktijk niets voorstelt en de jongeren geloven zelfs dat er iets overblijft. Dat betekent al snel dat als iedereen straks inzage heeft in zijn of haar eigen ‘potje’ het alleen maar kan meevallen.
Helaas is het jaar 2022 waarschijnlijk één van de slechtste jaren voor de pensioenen ooit. Dat is niet wat we lezen in de pers. Door de stijgende rente gaat de dekkingsgraad omhoog en er zijn zelfs fondsen die indexeren. Pensioenfondsen verliezen nu echter geld op de aandelenmarkt en op de obligatiemarkt. Bij aandelen dekken veel fondsen een groot deel van het valutarisico af, wat betekent dat ze niet geprofiteerd hebben van de bijna 20 procent stijging van de dollar de afgelopen 12 maanden. Daardoor is het afgedekte rendement bij aandelen nog lager dan bij obligaties. Obligaties staan nu vanaf de top vorig jaar ongeveer 20 procent in de min. De neutrale of gebalanceerde portefeuille – waar in de afgelopen jaren al vaker voor is gewaarschuwd - heeft een bijzonder slecht jaar. En dat is dan in nominale termen. Reëel gezien is het een rampjaar door de inflatie die over het gehele jaar mogelijk boven de 10 procent zal uitkomen. Het gemiddelde pensioenfonds is dit jaar daardoor al snel een kwart van de koopkracht kwijtgeraakt. Dat is dus niet alleen voor de pensioenen dit jaar, maar voor alle toekomstige jaren. En dan is het nog hopen dat het hier bij blijft.
Enkele jaren geleden heb ik in concept een nieuw stelsel voorgesteld. Dat heeft het uiteraard niet gehaald, maar sinds een bijeenkomst vorige week over pensioenen begrijp ik ook waarom. Ik had onvoldoende oog voor de belangen van politici en de vakbonden. Toch geloof ik nog steeds in dit nieuwe stelsel. Het begon allemaal met de constatering dat politici, vakbonden en zelfs werkgevers eigenlijk niets te zeggen zouden moeten hebben over het geld dat in de pensioenpot zit. Dat is een potje van de werknemers. Sterker nog het is eigendom van die werknemers en de aantasting van dat eigendomsrecht kan nog wel eens de basis zijn voor enkele stevige rechtszaken naar aanleiding van het nieuwe stelsel. Waar politici (de overheid, dus wij allemaal) wel wat over te zeggen hebben is de belastinglatentie in de pensioenpot. Aangezien dit een potje is uit de tweede pijler, dus boven op het AOW, zit er een aardig bedrag aan toekomstige belastingen in de pot. Uitgaande van een volgens het Nibud gemiddeld bruto pensioen (dus inclusief AOW) van tegen de 3000 euro bruto per maand, gaat het om 25 tot 30 procent van de pensioenuitkering. Als dat percentage wordt losgelaten op de totale pensioenpot is dat een bedrag ongeveer gelijk aan de staatsschuld.
Mijn eerste voorstel is om die belastinglatentie uit de pensioenen te halen. Pensioenen zijn voortaan netto. We lossen de staatsschuld af. Daarvoor zijn wat mij betreft twee sterke argumenten. De eerste is dat we in Europa vrij verkeer hebben van personen, goederen, kapitaal en diensten. Na de Grote Financiële Crisis maakt onder andere Portugal daar handig gebruik van door pensionado’s een vrijstelling van belasting te beloven voor een periode van tien jaar. Elke gepensioneerde Europeaan kan inmiddels in Portugal genieten van een belastingvrij pensioen waar bruto gelijk staat aan netto. Helaas niet elke Europeaan, de Nederlandse fiscus stak hier snel een stokje voor door een verdrag dat er op neerkomt dat als er in Portugal geen belasting wordt betaald, dit alsnog in Nederland moet worden voldaan. Lijkt mij in strijd met Europese principes en waarschijnlijk ook met Europese regels, maar het is (nog) niet voorgelegd aan het Europese Hof. De tweede reden is dat de pensioenpot hoofdzakelijk bestaat uit belachelijk dure staatsobligaties met toen nog een negatieve rente. Die zitten er alleen maar in vanwege het carrièrerisico van de betrokken bestuurders en toezichthouders, maar hebben natuurlijk niets met een waardevast pensioen te maken. Het is nog altijd een uitstekend moment om afscheid te nemen van deze veel te dure obligaties. Gelet op de negatieve reële rente zijn deze obligaties op dit moment nog duurder.
Zodra de uitkering niet meer belast is, zijn de premies niet meer aftrekbaar. Er moet dus een nieuw stelsel komen. Dit nieuwe stelsel is onverslaanbaar, omdat het gebruik maakt van een fenomeen dat Einstein het achtste wereldwonder noemt en dat is samengesteld rendement. In plaats van op je 25e te beginnen met sparen voor je pensioen, investeert de overheid 100.000 euro in elke Nederlander bij geboorte. Dit geld staat op een pensioenrekening waar die mensen alleen aan kunnen komen onder voorwaarden. In 68 jaar (de gemiddelde pensioenleeftijd) is dat ruim 1,4 miljoen bij een rente van 4 procent. Wie op de normale manier spaart voor een pensioen moet voor datzelfde bedrag meer dan 500.000 inleggen. Overigens komt bij een rendement van 7 procent het potje uit op 10 miljoen op einddatum, de magie van het samengestelde rendement. Met zo’n pensioenpot is er geld over. Onder voorwaarden kan er tussentijds geld onttrokken worden aan het potje. Voor bijvoorbeeld kinderbijslag, voor studie en voor de eerste 10 procent voor de aankoop van een huis. De overheid kan hier fors besparen op kinderbijslag, op studiefinanciering en ook door afschaf van de hypotheekrenteaftrek. Bovendien wordt er daarna geen premie voor het pensioen meer afgetrokken en aangezien je nu vaak één tot anderhalve dag per week werkt voor je pensioen is dat veel geld. Deze investering van de overheid verdient zich dus snel terug. Bovendien is het een investering in de belangrijkste ‘asset’ van de overheid en dat is de eigen bevolking. Jonge mensen groeien op zonder studieschulden, zonder top-hypotheek en weten zich ook nog eens verzekerd van een goed pensioen. Nederlandse burgers zijn veel vrijer en zijn geen slaaf meer van een zware schuldenlast. Het systeem is voor iedereen gelijk, iedereen krijgt dezelfde pensioenpot. Of het nu een ZZP’er is of een werknemer. Werkgevers hebben het voordeel dat ze geen pensioen meer hoeven te betalen. Lonen kunnen omhoog, belastingtarieven omlaag. Daarmee blijven we in internationaal opzicht concurrerend. Met zo’n pot is het ook mogelijk om eerder te stoppen met werken, zeker voor mensen in zware beroepen die geen geld onttrokken hebben voor een studie. Dan blijft er meer geld over voor de pensioenpot, terwijl zware beroepen meestal niet de best betaalde banen zijn. Pensioen op 55 jaar voor die mensen is dan eenvoudig te regelen. Dit pensioensysteem is zowel links (veel meer nivelleren is niet mogelijk) als rechts (maximale vrijheid voor het individu). Alleen was ik een rol voor de vakbondsbestuurders vergeten. Wellicht dan als toevoeging, de totale pensioenpot wordt een stuk groter (dus ook in het belang van de pensioenfondsen die al dit geld moeten gaan beheren) en wat mij betreft mogen de mensen van de vakbond daarin hun rol pakken om alle werkenden ook in dit nieuwe stelsel te vertegenwoordigen. Overigens liefst wel met enige concurrentie tussen de fondsen, bijvoorbeeld doordat mensen kunnen switchen van de ene pensioeninstelling naar de andere pensioeninstelling. Een beetje marktwerking is nooit verkeerd.